Toonensaminafrika.reismee.nl

Zambia staat in brand

Zondag 14 juni 2009, tussen de aapjes in Mfuwe, aan de grens van South Luangwa NP, oost Zambia.

Ik heb al even niet geschreven, het is er gewoon niet van gekomen. Er valt nochtans wel wat te vertellen.

Vorige week zaterdag zijn we dan naar de Victoria Falls gaan kijken. En schitterend waren ze inderdaad. Een donderend geraas van de gigantische hoeveelheid water die om en bij de 100m naar beneden valt. De rivier stort zich in een smalle canyon. Nadeel was dat er op deze tijd van het jaar, en met een uitzonderlijk nat jaar achter de rug, heel veel water was. Zodat we de onderkant van de canyon niet konden zien door het opspattende water, dat dan terug op ons neerregende. Voordeel was dat het een bombastisch spektakel was. Prachtige omgeving.

's Avonds zijn we nog iets gaan drinken in een lokale bar in Livingstone. Zeer gezellig, met vele zatte en dansende mensen. Leuke conversaties, een beetje bijgeleerd over het gevoel van de Zambianen.

In plaats van naar het noorden van Zambia te trekken hebben we besloten om de Zambezi een stuk stroomopwaarts te volgen en het westen van Zambia wat te verkennen. Eigenlijk een beetje de verkeerde richting uit, maar ja, zo nauw steekt het nu ook weer niet. Tim, een toerbegeleider die we nog leerden kennen in Livingstone waarschuwde ons voor de barslechte weg en vroeg zich af of we er niet onnodig veel stukken zouden maken. Iemand anders zei dat het wel de moeite zou zijn. Dus zondagochtend vertrokken we dan toch die richting uit. Het eerste stuk van de weg, tot aan de grens met Namibië, viel zeer goed mee. Van daar uit was het inderdaad verschrikkelijk. Stukken diep mul zand en grote putten. De mop dat als je 's nachts twee lichtpuntjes in het licht van je koplampen ziet, op straathoogte, het waarschijnlijk een giraf is in een ‘pothole', was hier wel toepasselijk. Een heuvelachtig landschap met veel bos, doorregen met akkers, hier en daar een dorpje met lemen hutjes en een dorpje met een typische aanblik. Overal langs de kant was de aarde verschroeid door de talrijke vuurtjes die je hier overal ziet. Een groot deel is te verklaren door de vuren die ze aansteken om een stuk bos in wat landbouwgrond om te zetten, à la ‘slash and burn agriculture'. Tussen de asse telen ze dan, vooral, wat mais. 's Avonds hebben we kamp opgezet op een verlaten camping op de oever van de Zambezi, in de buurt van de Ngunye Falls. De rivier heeft hier zeer ruwe hoge rotsachtige oevers met hier en daar een verstopt strandje.

Maandagochtend hebben we die watervallen dan bezocht. Eigenlijk niet heel veel aan, maar wel een prachtige omgeving rond de woeste Zambezi. Gevolgd door nog een stukje verschrikkelijke weg tot aan het veer dat ons terug de Zambezi moest overzetten. Heel veel toeristen komen ze hier blijkbaar niet tegen, ze hadden geen flauw benul van de wisselkoersen. Ze vroegen 20 dollar, of 40000 kwatcha, wat overeenkomt met 8 dollar. Dus om het pont te betalen hebben we dan maar het goedkoopste van de twee gekozen. Ook voor de inkom voor de watervallen hebben we hen zelf moeten zeggen wat de koers is, die is opgelegd in dollars, maar wij wilden betalen in Zambiaanse kwatcha. Voor we het veer opreden waarschuwde er nog iemand dat er wat water aan de overkant was, waar we door zouden moeten rijden. Het zou niet diep zijn en we waren al de tweede dag onderweg, we zouden nu ook niet terugkeren en een paar honderd kilometer rondrijden. Aan de overkant sprongen er een paar mannen mee op de auto om ons mee door het moeras te loodsen. Het was toch iets erger als we verwacht hadden. Als het gelukt is om het filmpje op de site te zetten, zie je het wel. Kruisdiep water en een vettige laag modder op de bodem. Na een hele tijd te voet door het water rondgeploeterd te hebben om de beste richting te bepalen en de diepste gaten te verkennen hebben we het er dan toch maar op gewaagd en Thor het water in geloodst. Hij heeft het zeer goed doorstaan, is in ieder geval niet verdronken. Of toch niet direct dat we weten. Alleen de vlagjes vooraan zijn wat nat geworden en binnenin natuurlijk ook een beetje water dat langs de deuren binnen gesijpeld was. De motor, sja, daar zagen we niets aan, en Thor protesteerde ook verder niet. Toen ik aan een van die mannen vroeg of er hier geen krokodillen zitten zei ie van wel. Misschien was het niet waar, misschien hebben ze ons gelaten wegens dreigende indigestie.

Het stuk weg dat daarna kwam was nog veel erger dan wat we al hadden geweten. Tot Senanga, een twintigtal kilometer verder, moesten we door het moeras. Een gigantische groene vlakte met hier en daar een stroom of een vijver, en veel vogels. Er was ooit een weg aangelegd, verhoogd als op een dijk, en met bruggen over beken en poelen. Maar die weg had wat afgezien van het regenseizoen. Bruggen waren soms deels, soms volledig weggespoeld, de klei aan het oppervlak van de weg was hard geworden nadat die nogal beroerd was geweest toen die nog nat was. Het kwam erop neer dat we steeds een beste route moesten zien te vinden, op en af die dijk, scheef hangend, door de modder, door de putten, door het zand, over de stukjes brug die er nog stonden. Het was zeer vermoeiend, maar zeer plezant om daar door te manoeuvreren.

In Senanga proberen we te tanken. Mislukt, er was geen diesel meer. Waarschijnlijk pas in Mongu. En terwijl we aan het tankstation dan maar bijvullen uit de jerrycans worden we een paar keer gevraagd naar de status van de weg naar het veer. En of het veer al vaart? Blijkbaar zijn er nog niet veel auto's doorgegaan sinds het regenseizoen. Als het water hoger staat vaart het veer rechtstreeks naar Senanga. 's Avonds hebben we in Mongu geslapen, aan de rand van de overstromingsvlakte, net een beetje hoger gelegen. In het regenseizoen zie je de overkant van de Zambezi hier niet.

De volgende dag staan we op in de regen. De mensen hier zijn aan het werk met natte kleren. Zij hadden niet verwacht dat het op deze tijd van het jaar zou regenen, en dan nog zo een stortregen. Ze waren er niet op voorzien toen ze hun huis verlieten en op de bus stonden te wachten. Maar onze eerste regenbui na Zuid-Afrika is maar van korte duur. Laten we hopen dat het hier nog lang bij blijft.

In deze streek woont nog een koning, ik ben zijn naam vergeten. Hij heeft twee paleizen, een in de vlakte, en een wat hogerop. Begeleid met een ceremonie verhuist hij elk jaar op en af, in een traditionele boot. Het is niet duidelijk of hij nog een reëele macht uitoefent, maar hij wordt nog steeds gerespecteerd door de mensen in de streek. Dinsdagochtend hebben we een beetje cultuur opgedaan en zijn we naar een museumpje gaan kijken dat een beeld geeft van het leven van zijn stammen.

Het doel van de dag was ergens te gaan slapen in de buurt van het Kafue NP. Alle campings lagen helaas in het park, waardoor we nog extra, redelijk dure, toegangsprijzen tot het park zouden moeten betalen. Rond het park werd de weg omzoomd met hoog gras met daarachter dicht bos, dus niet ideaal om wild te camperen. Toen we stopten om de chauffeur te wisselen bleek het bos een beetje verder van de weg in brand te staan. Een diep grommend geraas doorspekt met schel geknetter en een fel licht in het schemerdonker door de bomen. Er bleef niets anders over dan door te steken naar Lusaka, het werd te donker om nog iets te vinden.

Rijden in het donker in Afrika is geen pretje, het is hier echt zeer donker. De extra faren op de ‘bullbar' (die zware metalen bescherming aan de voorkant van de auto) zorgen er wel voor dat je net iets meer ziet dan alleen met je gewone faren. Maar het blijft moeilijk om de ‘potholes' op tijd te zien aankomen. Mensen lopen over de weg en je ziet ze amper, laat staan de dieren. Vooral op de momenten dat je wat uitwijkt voor een tegenliggende vrachtwagen, die weer weigert zijn faren te doven, leidt dat tot een gevaarlijke situatie, een keer begeleid met een kreet van een voetganger. De lichten die je hier en daar ziet komen niet van dorpen, maar van de ogenschijnlijk doelloze vuren die overal branden. Doodop van de concentratie halen we Lusaka toch zonder problemen. We zouden in principe niet door diep water rijden (geen ervaring mee) en ook niet in het donker. Twee regels gebroken met ons tripje naar het westen van Zambia.

De volgende dag in Lusaka, woensdag 10 juni, bellen we nog eens naar de AASA in Jo'burg om te horen hoe ver het staat met de carnet. Ze hebben het formulier van de bank nog steeds niet ontvangen, het is meer dan drie weken ondeweg. En de dame aan de andere kant van de lijn vertelt ons terloops doodleuk dat het niet eens mogelijk is om via een buitenlandse bank te werken. Dat is nieuw. Kleine paniek. Na drie weken wachten blijken we ineens nergens meer te staan in het carnet-verhaal. Hadden ze dat nu niet eerder kunnen zeggen. En hoe moeten we dát nu weer oplossen. We beginnen te rekenen. Als we het geld overschrijven naar Zuid-Afrika verliezen we twee keer aan de wisselkoersen en transactiekosten. En tijd natuurlijk. Een keer nu bij het omzetten naar rand, een keer als we het geld terug willen en het terug omzetten naar euro's. Het gaat om ongeveer 12000 euro, dus dat zouden wel eens een paar honderd euro kunnen maken. Misschien dat de waarde van de Zuid-Afrikaanse rand wel stijgt door het wereldkampioenschap voetbal volgend jaar. Misschien ook niet. We hebben in ieder geval geen zin om daar op te speculeren. Aan de telefoon zei de dame dat er in Jo'burg een contactpersoon van een of andere bank is die wel een link kan leggen met buitenlandse banken. Dus via hem zou het geregeld kunnen worden dat het geld in België blijft. We zoeken naar prijzen om een van ons twee over en weer naar Johannesburg te laten vliegen. Ook een paar honderd euro. We bellen terug naar de AASA met de vraag voor verdere contactgegevens van die persoon en wat verdere vragen over hoe we het moeten aanpakken. Nu krijgen we iemand anders aan de lijn die verbaasd zegt dat het tóch helemaal geen Zuid-Afrikaanse bank hoeft te zijn, dat het geld perfect in België kan blijven staan. "Al de buitenlanders doen het zo!" beweert ze. Al die stress voor niks. In de plaats contacteren we de bank in België om het formulier opnieuw op te laten stellen en DHL om het daar op te pikken en naar de AASA in Johannesburg te brengen. Het zou er maandag moeten zijn.

De bar zit 's avonds vol met mensen uit de buurt die hier naar de rugbymatch komen kijken. Houtskoolvuren in potten worden aangedragen om de zwermen muggen (‘horden' eerder, van zulke doortastende jagers) en de koude te verjagen. De Lions spelen tegen de Sharks. De Lions, een team van de beste rugbyspelers uit Engeland, Schotland, Wales en Ierland, doen om de vier jaar een tour naar of Nieuw-Zeeland of Australie of Zuid-Afrika. Ze komen dus om de twaalf jaar in Zuid-Afrika en aangezien rugby hier een grote sport is, is dat een groot evenement. De Sharks krijgen eervol kletsen. De Lions blijven voorlopig tijdens deze tour, die nog even duurt, onverslagen.

De volgende dag leren we Greg op de camping kennen. Een Botswaan die een bedrijfje heeft dat op prive lodges en game reserves aan wildbeheer gaat doen, via afschot of relocatie. Een kerel die bij wijze van spreken in het wild leeft. Op alles voorzien en een schat van kennis en tips. Hij helpt ons om een beetje aan de auto te prullen. De lekkende dieseltank ziet hij ook niet zitten. De tank moet er af, maar hij weet bij onze auto ook niet hoe het moet. We laten het voorlopig nog zo, het lekt niet veel, ongeveer twee liter per dag als de tank vol is. Als we stilstaan vangen we die op met een emmer en als het de moeite is gieten we die diesel terug in de tank. Hij helpt ons wel wat verder met de electriciteit onder andere voor de frigo. Die doet het zonder problemen op 220V maar als we hem aansluiten op de auto blijft hij niet draaien. Problematisch voor de koude pintjes 's avonds.

Op de camping/guesthouse komen 's avonds twee Zwitsers aan die de trip in de omgekeerde richting doen. De eerste mensen die we tegenkomen die de lange reis ook doen. Zij hebben er tot nu toe vijf maanden over gedaan en 26000km afgelegd. Wij zullen het iets sneller moeten doen. Een Noor die zijn bedrijfje een jaar heeft achtergelaten en met zijn gezin in Dar Es Salaam is gaan wonen vind onze verhalen fantastisch. Hij zou het ook willen doen, en onze auto eventueel overkopen. Maar hij gaat terug in juli en moet dan toch eerst een tijdje werken. De Zuid-Afrikaanse gerant van de camping ziet het wel zitten om, als hij zijn vrouw kan overtuigen, van Duitsland naar Kaapstad te rijden met Thor. De te hoog gegrepen voorwaarde geeft ons weinig hoop.

Vrijdag vertekken we riching Chipata, aan de grens met Malawi. Eens we de straat van de camping uitkomen en de grote weg oprijden weet Jenny ons te vertellen dat we pas binnen 536km moeten afslaan. Het is een mooie weg, kronkelend door heuvels. De omstandigheden voor de landbouw zijn hier duidelijk veel beter dan in het westen. Veel variatie aan groenten en fruit. Maisvelden die er veel minder schraal bijliggen, grotere akkers met katoen. De bossen zijn dichter en hoger. De mensen beter verzorgd. De lange gezellige rit, met een muziekje op de achtergrond, het zachte geschommel van de auto en de mooie beelden op de beeldschermen die de autovensters lijken te zijn doen mij wegdromen. Ik vraag me af wat er achter de gordijnen ligt die we voorbijrijden. Hoe en wat denken al die mensen? Waar geloven ze in? Welke goden aanbidden ze, welke geesten vrezen ze? Hoe zit hier het met de hekserij? Wat beschouwen ze als de beperking om hun leven te kunnen verbeteren? Wíllen ze het wel verbeteren, of zijn ze gelukkig met de situatie? Wat vinden ze lekker, en wat net niet? Hoe zitten de sociale contacten ineen? Wat is hun beeld van de wereld? En plots- en net dán, de ironie!- vindt Thor het nodig om mijn pseudo-existentiële bedenkingen te verstoren met een evenwichtsmanoeuvre.

Door een onoplettendheid en door de zeer lichte bocht net iets te wijd te nemen komen de linkerwielen naast de weg terecht. En net op deze plaats ligt de berm een dertigtal centimeter lager dan de weg. Sam stuurt iets te sterk bij en op de twee linkerwielen scheuren we naar rechts terug over de weg. Een fractie van een seconde, schel gepiep en een scherpe bijstuurbocht later staat Thor op zijn twee rechterwielen te wankelen. Sam zit onderaan en ziet de grond naast het deurraampje voorbijschieten. Ik hang in de bovenste zetel, hoog boven de grond, vast in de gordel en aan mijn arm door het open raam aan het ‘roofrack'. Op die momenten, waarop een mens enorm veel kan denken op een zo korte tijd, kijk ik nog naar de meters voor de auto. Geen bomen, geen mensen, relatief vlak, de klap zal wel meevallen. We zitten beide schrap om de nakende slag te incasseren. Wonder boven wonder begint Thor toch terug de juiste kant op te kantelen. Na nog een paar keer over en weer te kantelen, maar niet zo fel deze keren, geraken we gestopt. 2WD anders bekeken. We stappen uit, checken de wielen, kijken of alles nog vastzit op het roofrack en ontvangen het dorp. Een auto komt aangereden die het heeft zien gebeuren, en een vrachtwagen die de andere richting uitkwam stopt ook. Dan komt de paniek en de schock pas en het besef waar we aan zijn ontsnapt. De mensen zijn ook wat aangedaan en helpen ons wat te kalmeren. Ook zij vragen zich af hoe het is kunnen zijn dat we toch nog op de vier wielen terecht zijn gekomen. Iemand vraagt nog of we iemand probeerden raken, er stonden inderdaad wat mensen in de buurt. Er is gelukkig niemand geraakt, we kijken of Thor zichtbare schade heeft opgelopen, maar blijkbaar heeft hij de Eland-test goed doorstaan. De bagage is wat overhoop gehaald. We wisselen van chauffeur en rijden verder. Iets trager en alerter vanaf nu.

"'s Morgens weet ik vaak niet waar ik 's avonds slapen zal. Ik reis de hele wereld door, het zonlicht achterna,..." En wanneer tant Julia haar borsten op onze schouders legt, stopt ook de zon de wereld weer in onder haar veelkleurig lappendeken. Na haar afscheid, in het laatste schemerlicht, onder een lichte trance van de lange rit en de adrenalineshot een paar uur eerder, en met Pachelbell's canon op de achtergrond, rijden we Chipata binnen en lijken de grenzen van de realiteit te vertroebelen.

Zaterdag proberen we, op een pleintje in de stad, nogmaals de frigo toch met 12V aan de praat te krijgen. Soms doet hij het, soms niet. We rijden van Chipata naar Mfuwe, aan de grens van het South Luangwa NP. We besluiten dat de prijs voor het NP te hoog is en blijven aan de andere kant van de Luangwa-rivier, op een camping op de oever. De rivier vormt de natuurlijke grens met het park. Het houdt de dieren weliswaar niet tegen. De rivier zit vol luidruchtige nijlpaarden, hier en daar een krokodil. Bij zonsondergang zetten we ons met een paar britten, die hier in de buurt werken, met een pintje aan de kampvuurplaats. Met een prachtig uitzicht op de steile tegenoverliggende oever, met daarachter de ondergaande zon die het bos in het park in brand lijkt te zetten wachten we in stilte af tot de hippo's uit het water en deze lagere oever opkomen. Iemand oppert dat de sunsets in Afrika onevenaarbaar zijn, iedereen bromt instemmend.

Terwijl we staan te koken komt een nachtwaker ons waarschuwen dat er een nijlpaard in de buurt is. Even later komt hij op een tiental meter voorbijgelopen, dat nijlpaard. Met dat hij voorbij wandelt, hier en daar grazend, draaien we mee rond aan de andere kant van de betonnen constructie met wasbak, barbeque en tafel. Die zal ons waarschijnlijk niet beschermen, maar het geeft ons toch die extra seconde. Naar ze zeggen zijn niet de slangen, noch de leeuwen, maar de nijlpaarden de gevaarlijksten in Afrika. Snel, onvoorspelbaar en met gigantische voortanden. In de bar weten ze ons te vertellen dat ongeveer op dezelfde moment een olifant tussen de bar en het restaurant doorgelopen was. Een nachtwaker brengt de mensen van de bar naar hun tenten en chalets.

De volgende morgen, zondag, vertelt onze ‘buurvrouw' dat ze 's nacht wakker werd van een of ander geluid. Toen ze haar ogen open deed zag ze door het muggengaas vlak naast haar een enorme olifant staan die met zijn slurf de ritssluiting aan het besnuffelen was.

We verkennen de omgeving aan deze kant van de rivier. We rijden door prachtige bossen, langs poelen met kraanvogels, weiden met een of ander soort antilope (Puku's), aapjes hier en daar, een levendige rivier met vele en verschillende vogels. We geraken aan de praat met een paar mensen van een camping die we passeren. Een van hen is aan het studeren voor natuurgids en neemt ons een stukje mee, bij wijze van oefening. Hijneemt ons mee langs een ‘lagoon' naast de rivier, waar een nijlpaard staat te grazen. We komen daar dicht in de buurt, en als we vragen of het niet gevaarlijk wordt verzekert hij ons van niet. Ze vallen alleen aan als ze gewond zijn. Oh, deze lijkt een beetje te manken. Hij leidt ons toch verder. En opeens chargeert het nijlpaard. De ‘gids' zet het op een lopen, wij dus ook. Sletsen vliegen in het rond. Het was maar gewoon een waarschuwing dus het beest laat ons snel gaan en strompelt terug het water in.

Wanneer we terug op de camping komen lijkt die bezet door een groep kleine, ondeugende, speelse aapjes. Ze kruipen op onze auto, binnen door het open raam als we even onze rug draaien, spelen met onze afwas, bestuderen onze dingen, proberen ons afval te stelen, worden aangetrokken door elke plastiek zak. Een van hen gaat lopen met de spatel waar nog wat pannekoekendeeg aan hangt. Minder afwas! Een andere auto, van een Britse schrijver die van hieruit werkt, die beter gepositioneerd staat onder een boom, en met een minder hoekige vorm, is een ware speeltuin voor de beesjes. Ze laten zich glijden over de voorruit, maken van het dak een worstelarena, springen van de boom op de auto en omgekeerd. Twee van die geniepigaards bestuderen de tent die iemand op heeft gezet op een platform in een boom. Ze kruipen er op, laten er ze zich van af glijden, spelen met de koorden en prullen nieuwsgierig aan de ritssluiting. Het is leuk om ze te observeren.

Woensdag 17 juni 2009, cape McLear, zuidelijke oever van het Lake Malawi, Malawi.

Maandag zijn we richting Lilongwe vertrokken. En aangekomen zonder problemen. We wachten op de carnet. Maar ik vertel wel verder een andere keer. Dat wordt dan het Malawi-verhaal. Het wordt alweer een opdracht om dit alles op de site te krijgen, hopelijk met wat fotootjes. Terwijl we verder aan de carnet werken reizen we door het zuiden van het land. Als we die eenmaal in ons bezit hebben, duimen maar, trekken we naar het noorden, richting Tanzania.

Reacties

Reacties

Karlien Grauls

Prachtig verhaal, prachtige foto's!!

Sam je leeft voor mij in een droom op dit moment :-)

Toon, ik ken je niet maar je schrijft ongelooflijk fantastisch mooi. Je zou er een boek van kunnen maken als je thuiskomt... Ik ben dan de eerste koper :-p

Liefs,
Karlien

Kirst & Tom

Hey Toontje & Sam,

schitterende belevenis psies...

We volgen jullie op de voet... allee voet... :-s

Vele groetjes Kirst & Tom ;-)

Karel Ameije

Niagara Falls falls tegen...Jij hebt te veel water gehad. What a joke! Toen ik er passeerde (oktober) was er GEEN water. Wat dacht je van een empty canyon...

Groeten

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!