Toonensaminafrika.reismee.nl

Kebab in het buitenland

We laten het Midden-Oosten achter ons en trekken een nieuwe wereld in. Door de tijd die we gewonnen hebben door Egypte te laten vallen, plannen we een tweetal weken in Turkije door te brengen. Aangezien Toon hier reeds eerder geweest is heb ik een persoonlijke gids bij me. Laten we hopen dat hij zich genoeg herinnert van 17 jaar geleden.

De grenspost verloopt weer behoorlijk moeizaam. We moeten visums en de zoveelste verzekering dokken. Net als we willen vertrekken ziet de douane de jerry cans met diesel op ons dak staan. Aangezien de dieselprijzen in Turkije absurd hoog zijn (1.25 euro) laten ze niet toe dat je extra diesel binnenbrengt. Wij waren uiteraard niet van plan om zomaar onze saoudische diesel weg te kappen, dus startten we een discussie. Het liep ondertussen tegen 19u aan, wat tijdens Ramadan ‘feeding time' betekent voor de moslims. De honger van de douane beambte heeft ons hier dus uiteindelijk gered en we trekken Turkije binnen met diesel en al. Onze eerste stop is Gaziantep, een moderne turkse stad die bekend staat voor de best baklava ter wereld. Lekker en ongelofelijk zoet.

We trekken verder naar Capadocie. Althans dat willen we, maar de auto begint weer eens te roken. Na het hele dashboard open te vijzen en alle draden te controleren weten we het euvel te verhelpen en kunnen weer op weg. Capadocie is een fabelachtig landschap bezaaid met ‘fairy chimneys': dit zijn rotsachtige structuren van samengeperst vulkanische as waar mensen sinds eeuwen woningen en kerken (alsook duiventillen) hebben uitgehouwen. Een heel aantal van de woningen vergt wat klimwerk om er in te geraken. Op sommige plaatsen is een heel labyrinth van gangen en kamers te vinden. Het is een soort ontdekkingstocht voor ons.

Enige nadeel van Capadocie: het is hier ijskoud. Drie graden celcius is toch een beetje koud voor mensen komende van de Sahara. Vandaar een nieuw plan: op naar de kust.

Op weg naar de kust houden we nog even halt aan Aspendos, een oude romeinse site. Meest bekende hier is het amfitheater, befaamd voor zijn uitstekende akoestiek. Spijtig genoeg waren er geen luidruchtige Amerikanen of Hollanders in buurt om hier ten volle van te kunnen genieten.

We houden vervolgens halt in Side, een hyper-toeristisch badplaatsje waar Duitsers en Scandinaviers komen bakken en braden. Afrika lijkt wel zeer ver weg hier.

We trekken dan maar door naar een zeer relax plaatsje, Olympos. Dit is een echt backpacker plaatsje met een prachtig strand gelegen in een schitterende baai omgeven door de bergen. Een dagje op het strand en toch ook nog even de omliggende ruines bezocht. Turkije ligt namelijk bezaaid met omgevallen stenen.

‘s Avonds bezoeken we Chimaera, een plaatsje waar reeds sinds eeuwen vuur uit rotsspleten komt. Toon is redelijk onder de indruk van dit fenomeen, ikzelf vind het hetzelfde terug in mijn aansteker. Het vuur zou trouwens vanzelf terug moeten aanschieten als het uitgaat. Toch even uittesten en wat blijkt: NIET WAAR. We maken er een spelletje van om zoveel mogelijk van Chimaera uit te blazen. Achteraf toch braaf alles terug aangestoken voor de volgende toeristen..

Onze volgende haltes (Kas en Fethiye) zijn zeer gezellige kleine badplaatsjes aan de Turkse Riviera. Een plonske in de Middellandse Zee en een wandelingske op de dijk. Lekkerluidagen...Heerlijk. Op weg naar Fethiye hebben nog even de kleine baantjes genomen. Hopeloos verloren gereden lijken we hier goed gebruik te kunnen maken van onze 4x4. We passeren hier tal van kleine Turkse dorpjes in een adembenemend berglandschap. Dit is denk ik eerder het Turkije dat Toon zich herinnert, voordat het onder de voet gelopen is met toeristen.

We trekken terug richting Antalya en gaan op zoek naar Katrien, die hier een relax weekje aan de Middellandse zee heeft geboekt. Enig probleem, ze lijkt wel in een bewaakte burcht te verblijven. Ik geraak er niet binnen en zij heeft zelfs zeer veel moeite om buiten te geraken. Het is hier blijkbaar niet de gewoonte om zonder hostess het hotel te verlaten. Ze maken zich duidelijk zorgen over de modderige Landrover voor hun poort, past niet echt in het plaatje.

Tijd voor wat geschiedenis en cultuur: we trekken naar Sagalassos, een oude romeinse site die door het archeologisch departement van de KULeuven wordt gerestaureerd. Na 19 jaar is er al iets hersteld, maar het lijkt toch nogal traag vooruit te gaan. De meeste stenen liggen nog neer en aan de nummertjes op de stenen te zien merk je wel dat het puzzelwerk begonnen is.

We trekken door naar Pammukale, een streek dat door de ettellijke warmwaterbronnen reeds eeuwen gebruikt wordt als kuuroord. Het kalkrijke water heeft de berg helemaal wit gekleurd en bezaaid met plateautjes van kleine vijvertjes. Het kleurenspel is hier zeer indrukwekkend. Boven ligt er nog een oude historische stad (ook weer door aardbevingen verwoest) die de meeste toeristen links laten liggen. Voor wat ik gezien heb toch een van de betere sites.

We hebben ongeveer alles gezien wat we wouden in Turkije en zetten ons kompas terug richting Belgie. Door de Dardanellen over te steken bereiken we Europa. Het schiereiland hier heeft een bijzondere rol gespeeld in WW1. Hier hebben de geallieerden geprobeerd een doorgang te forceren naar Istanbul en heeft ook Ataturk naam en faam gemaakt door hen dit te verhinderen. Duizenden Ozzies en Kiwis zijn hier komen sterven en je vindt hier dan ook het ene militaire graf na het andere.

Er is nog slechts een ding dat ons verhindert Turkije te verlaten. We moeten nog naar de Hammam. We steken hiervoor nog even de Dardanellen over en trekken de turkse sauna in. We laten al het afrikaanse vuil van ons afschrapen en krijgen er nog een massage bij en al. We zijn volledig klaar voor Europa

Bijna thuis

De eindmeet van ons avontuur is bijna in zicht. We staan op het punt Turkije achter ons te laten en het Europese continent op te zoeken. We hebben ook eindelijk een einddatum op het oog.

We verwachten op zaterdag 10 oktober tegen 15u met wat getoeter de ouwe markt op te draven. ?edereen die zich geroepen voelt is welkom onze thuiskomst mee te vieren.

Tussenin

Het is al op de middag vooraleer we in Jeddah aankomen en het geregel om binnen te geraken en terug bij Thor te kunnen duurt nog de rest van de namiddag. Als we Thor uiteindelijk meekrijgen blijkt dat de voorste trekhaak eraf is getrokken. Ik weet echt niet hoe ze het gedaan hebben gekregen, maar die is er gewoon uitgesleurd. En neen, het lag niet aan de ezel.

Wegens te donker om door te rijden gaan we Jeddah in, op zoek naar een slaapplaats en wat geld. We hebben nu niets meer van kaarten of GPS. Onze kaartenboek van Afrika dekt dit deel niet meer, Jenny kent in heel Saoudi-Arabië maar een paar wegen en de Lonely Planet van Afrika komt ook niet meer tot hier. Dat wordt lachen. In Jeddah hebben we geluk dat we snel goed uitkomen.

We worden overvallen door de blinkende stad, de uitstraling van luxe, rijkdom, glamour en glitter. Alles blinkt, alles is proper. Cultuurshock! Net als we iets willen bestellen om te eten vallen overal de rolluiken dicht. Het is net uur om te bidden en dan is alles over het hele land gesloten. Ze zijn hier nogal strikt. We moeten even wachten.

Voor we vijdag aan onze lange rit door Saoudi-Arabië beginnen tanken we nog snel alles vol. Ook maar al de jerrycans op het dak. Je weet nooit dat we net stil vallen als het echt niet past. Terwijl we de cijfertjes op de meters bekijken die maar blijven doordraaien vragen we ons af waar de komma zal komen te staan. In totaal slaan we 120 liter diesel op en betalen... 5 euro.

De wegen in Saoudi zijn in perfecte staat. Zo zijn we ze in heel Afrika niet tegen gekomen. En de woestijnen zijn mooi. Maar wel enigszins saai, het beeld verandert amper in de loop van de dag. Maar het gaat goed vooruit, moet wel met ons drie-dagen-visum, en tegen de avond hebben we een record gehaald: iets meer dan 800km op een dag. Het budget begint een beetje te nijpen en we vleien ons neder in de stenige woestijn. Ik moet je niet vertellen dat er natuurlijk weer een twinkelende sterrenhemel op ons wacht. En een koele nacht.

De Jordaanse grens is niet ver meer. We slaan nog snel wat diesel op, elke liter die we kunnen dragen. De grensovergang verloopt vlot, hoewel het ons weeral onnodig een pagina in onze carnet kost. Twee eigenlijk, aan elke kant een. Ze zetten die gewoon vol stempels. En eindelijk mogen we nog eens gratis ergens een land binnen. Enkel voor Thor hebben we nog enkele onkosten. We rijden nog door tot iets voor Akaba. We willen er gewoon even stoppen om iets te drinken maar blijven er uiteindelijk hangen. We kunnen er nog wat gaan snorkelen in de Rode Zee, die er bekend om staat. En inderdaad, de variatie aan vissen en de kleurenpracht is betoverend. Ik lig een hele tijd in het water rond te kijken en de verschillende visjes en hun gedrag tussen de koralen en de anemonen en zeeëgels te bestuderen. Spijtig dat het water zo zout is, maar ik geraak in ieder geval van massa's snot af, een welkome korte pauze in de aanhoudende verkoudheid. Wel niet zo handig in een duikbril.

's Avonds gaan we nog op zoektocht naar een paar pintjes. Jordanië heeft zelfs enkele brouwerijen, maar de hele bierbevoorrading ligt plat door de ramadan. We moeten het doen met een duur pintje in een luxueus hotel. En ik laat mijn hoofdhaar, dat langs alle kanten de spuigaten uitloopt, eens bijwerken. Ik kom de kapper als een ander persoon buiten.

De volgende dag trekken we door naar Wadi Moussa, de stad bovenaan de berg waar het historische Petra ligt. Het wordt een mooie rit door de heuvels en de bergen van Jordanië. Droog en dor, soms zelfs woestijnachtig. En met prachtige vergezichten.

In Wadi Moussa wandelen we direct door naar de vallei die ons naar de wereldbekende gevel leidt, uitgehouwen in de kleurrijke rotswanden van een canyon. Het overrompelend toerisme zijn we niet meer gewend. Het is ook niet voor niets zo toeristisch. De site is buitengewoon prachtig en spreekt tot de verbeelding. Volledig in Indiana Jones-stijl, tussen kleurrijke rotsen. We wandelen er enkele uren door, en beklimmen nog een heuvel met een prachtig uitzicht. Iets verder moet Palestina liggen. In Wadi Moussa zoeken we een hotelletje en doen we nog een poging om een pintje te vinden. Maar de ramadam dwarsboomt ons weer.

Maandag 14 september ondertussen. Het tempo ligt hoog. We reizen snel. We zitten, beide denk ik, een beetje in het dilemma van wel naar huis te willen, Afrika is doorkruist, maar dit stuk toch ook niet zomaar voorbij te willen laten gaan. We trekken naar de Dode Zee. Een zee(tje) dat net iets meer dan vierhonderd meter lager ligt dan al de andere zeeën. En zeer zout is. Een aparte ervaring, want door het hoge zoutgehalte drijf je beter. We hebben er allebei heel wat plezier in om er in rond te dobberen. Erop eigenlijk eerder. Het zwemmen lukt niet goed, je benen drijven boven het water als je op je buik ligt. Zeer speciaal en amusant.

We ontmoeten onderweg naar Amman nog twee ouwe rockers uit Australië, die ook de hele trip hebben gedaan. Zij zijn via Egypte gegaan. Lollige kerels, ook hopeloos op zoek naar een pintje. Zij kamperen ergens net voor Amman, wij trekken de chaotische, mateloos verwarrende stad in. Natuurlijk nog steeds zonder kaarten, zonder al te veel hulp van Jenny. Een avontuur op zich. Maar het lukt uiteindelijk toch om iets te vinden voor de nacht, en niet al te hard verloren te lopen op zoek naar iets om te eten.

Hoofdreden voor ons bezoek aan Amman is informatie vinden om onze weg naar Syrië voort te kunnen zetten. Dus de volgende ochtend staan we aan de deur van de ambassade, met de hulp van een taxi natuurlijk. We vragen aan de taxichauffeur waarom er alleen in de ramadan geen alcohol wordt verkocht, terwijl islamieten toch eigenlijk nooit mogen drinken? ‘Wat? Wat een onzin! Wie heeft jullie dat wijsgemaakt? Moslims drinken meer dan christenen en joden tezamen! Maar niet in de ramadan.'

Overdreven grenszorgen, we kunnen alles aan de grens zelf regelen. Ons paspoort is ‘clean', geen israelische stempels. En we gaan dan ook direct naar de grens door. Amman trekt ons verder niet aan.

Echte problemen hebben we niet aan de grens, maar het is toch een heel gedoe. Overdreven ‘dieseltaksen', overdreven verzekeringskosten, ongedefinieerde kosten, visa. Het wordt een dure en langdradige overgang. De duurste die we tot nu toe hebben gekend, en dat voor de paar dagen die we maar in Syrië denken te verblijven. Ze weten hier ten minste met de carnet om te gaan. Ongeveer toch. Een groot voordeel: er is een duty free winkel in het niemandsland tussen de grensovergangen. En ze hebben er pintjes! We slaan onze voorraad in. En als ik de achterdeur toesla spat de achterruit uiteen. In duizend stukjes, ineens, uit het niets, overal glas...

Nog steeds zonder kaarten wordt Damascus al een even groot avontuur als Amman. Met dat verschil dat de mensen in het verkeer nog aggressiever zijn en de toeters nog minder zwijgen. Waar we de weg vragen is er iemand zo vriendelijk om gewoon in te stappen en ons door de stad te leiden. En aangezien zijn Engels niet zo vlot is, en ook hij niet gewoon is om door Damascus rond te rijden en dus niet zo snel de juiste weg kan aanduiden, neemt hij maar gewoon even het stuur over. Hij brengt ons eerst naar een plaats waar we onze achterruit kunnen vervangen, een grote zorg minder voor de nacht. En hij helpt ons om een hotelletje te vinden. Een van de bedienden van het hotel rijdt met ons mee om een parkeergarage te zoeken. Ze vinden het niet zo een goed idee om Thor buiten te laten staan voor de nacht. Maar hij kent de stad blijkbaar nog minder dan wij en op een wip en een tel zijn we hopeloos verloren en zitten we vast op een snelweg uit de stad waar we maar niet van af geraken. We zijn eindeloos onderweg om het hotel terug te vinden en laten Thor uiteindelijk maar gewoon op straat slapen. De dag heeft net iets te lang geduurd.

Maar we hebben nog wel een beetje energie over om een wandelingetje te maken door de oude stad en de souks van Damascus. En ik ben nog helemaal niet moe genoeg om niet verwonderd te kunnen zijn van dit alles. Een stad van duizendeneen nachten. De smalle steegjes, doodlopende straatjes en gangetjes, soms overdekt met daken, soms gewoon half toegebouwd met erkers en balconnetjes, en kleine pleintjes met pergola's, met stukjes tunnel omdat de huizen er volledig over gebouwd zijn, met klimplanten en bloemen. Met geuren van planten, versgebrande en -gemalen koffie, versgeroosterde noten en pitten, thee, parfums, zeep uit een van de vele winkeltjes, kruiden die overal uitgestald staan, de vele winkeltjes met zoetigheden, de kleuren overal, van diezelfde dingen, van fruit en van al de waren die overal opgestapeld zijn, het gezellige geroezemoes. Ik weet niet waar eerst naar kijken en waar eerst aan te ruiken. Een enorme variatie van waren, mensen en invloeden, en dat al milennia lang. Het zou een van de oudste continu bewoonde steden zijn, door Perzen, Grieken, Romeinen, Christenen, Moslims en wie weet wie nog allemaal meer.

We zien iemand met lege glazen rondlopen en volgen hem om een koffietje te gaan drinken. Hij neemt ons mee naar een oude turkse caravanserai, een halte op een oude handelsroutes. Het bestaat uit een kleine binnenplaats, verscholen in een hoekje, omringd door kleine huisjes, waarvan ooit de onderste verdieping diende als stallen voor de kamelen en het vee en de bovenste verdieping voor de handelaars en veedrijvers. Het loopt over van charme en warme gezelligheid, een kleine oase van rust in de aangename drukte en spreekt tot de verbeelding. Zijn cafeetje ligt daar, en we zetten ons daar voor een rustig tasje koffie. Natuurlijk niet alleen, mensen komen vriendelijk een praatje slaan. Een stad volledig naar mijn hart.

Enkel het parkeerbeleid staat mij niet helemaal aan. De volgende morgen zit er een klem op ons wiel. We zetten Thor toch maar op een parkeerterrein voor de dag. Wij maken nog een wandeling door Damascus en lopen ‘s avonds nog een beetje verloren in de souks en steegjes van de oude stad.

Donderdagochtend gaan we nog snel even de centrale moskee bezoeken voordat we vertrekken naar Palmyra. Een romeinse ruine, naast een oase, omgeven door wat bergen, niet overrompeld door toeristen. En met een camping vlak naast de grote tempel, met een gezellige sfeer.

De volgende dag lopen we een beetje rond in de ruines en rijden door naar het Crac des Chevaliers. Een oninneembare burcht die gebruikt werd door de kruisvaarders om de omgeving te controleren. Saladin heeft er zijn tanden nog op stukgebeten. Heel veel details zijn er niet meer van over, maar de structuur is nog intact. Het is een grote vestiging waar kleine jongetjes zoals wij, met een gezonde dosis inbeeldingsvermogen, nog in kunnen spelen en ontdekken. Het stormt en regent de volgende ochtend wanneer wij de burcht innemen.

We zouden naar Aleppo gaan, maar de chaos, het verkeer, het getoeter en nog steeds een schrijnend gebrek aan kaarten en weten waar we zijn, leiden ons terug de stad uit, rechtstreeks naar de Turkse grens.

Terug naar de warme vriendelijkheid

Nadat we het Ethiopische emigratiebureautje moesten zoeken ergens achterin, tussen de maisvelden, rijden we de grens over. Aan de Sudanese kant gaat het vooral traag, deze overgang kost ons uiteindelijk het meeste tijd van allemaal. Maar eens alles geregeld is blijkt snel dat we in een heel andere wereld terecht zijn gekomen. Mensen zijn hier onvoorwaaardelijk vriendelijk. Ze geven ons iets te eten, een proevertje, zonder dat ze daar geld voor willen. Het laatste stuk in Ethiopië al reeds is warm, maar meer nog hier. Zeer warm.

Naarmate we doorrijden naar Gedarif wordt het alleen maar warmer. Dit deel van Sudan is nog zeer groen. Er stroomt water in de rivieren, uitgestrekte akkers, waar we een kwartier langs moeten rijden om het einde te bereiken, staan er goed bij. En de kamelen (de dromedarisen bedoel ik eigenlijk, ze hebben allemaal maar één bult) zijn terug. We hadden ze al even niet gezien. Ze hebben iets weg van een giraf, vind ik. Met lange poten en een lange nek en de occasionele blik die verraad dat ze gespeend zijn van elke vorm van intelligentie. Ze kunnen zo domweg voor zich uitkijken, niets begrijpend van wat er rondom hen gebeurt. Onze naar de treinen starende koeien zijn er niets tegen. Maar het grote verschil zit hem toch in hun galop. Een giraf in galop is de condensatie voor vertraagde elegantie, waar een dromedaris in galop de absolute verwezelijking van lompheid vertegenwoordigt. Bij die laatste zit je erop te wachten tot die over zijn eigen poten struikelt, wat elk moment lijkt te kunnen gebeuren. Soit, het zal de warmte zijn die mij tot dit soort onzinnige bedenkingen drijft.

In Gedarif proberen we een onderkomen te zoeken. Maar hotelletjes blijken hier verschrikkelijk duur. We besluiten om wild te kamperen iets buiten de stad, en slaan nog snel wat groenten en vlees in voor het diner. We vinden vlot een beschut plekje tussen de doornige acasia's. In de modder wel. En eens we gegeten hebben, gedouched zijn in onze bushdouche, en de tenten opstaan begint het stevig te waaien. Even later komt er ook nog een fikse regenvlaag bij. Het stortregent nog een groot deel van de nacht. En dat in Sudan...

Wat 's morgens niet zo aangenaam is, zo opstaan in de plakkerige modder. We trekken snel door, richting Karthoum vandaag. Axel heeft nog wat problemen om uit de modder te geraken met zijn Sissi. Naarmate we Karthoum naderen wordt het wat droger, en vooral heter. Zonder airco, we hebben dat wel maar die werkt niet meer, en met de vlagen hete wind is het soms een beetje warm. De flessen water worden in een mum van tijd bloedheet. De frigo hebben we al lang niet meer terug aangesloten, iets om in Karthoum op te lossen. Vandaag steken we de zon terug voorbij, ze staat 's middags pal boven ons hoofd. Vanaf nu zal ze terug langs het zuiden draaien overdag.
Een groot voordeel van Sudan is wel dat de dieren ten minste aan de kant van de weg blijven!

Eens in Karthoum wordt het lang zoeken naar een slaapplaats. Het blijkt dat de hotelletjes ofwel zeer duur zijn, ofwel niet echt aanlokkelijk om in te blijven logeren. Iemand helpt ons in onze zoektocht, en na lange tijd bedanken we hem. Hij vraagt niet eens geld voor de bewezen diensten. Uiteindelijk vinden we toch een tussenmoot. Een proper hotelletje, en toch niet al te duur.

Eens het donker is, het is Ramadan, komt iedereen op straat en heerst er een grote bedrijvigheid. We eten iets in een straatrestaurantje. En we gaan op onze kamer nog een glaasje vodka-orange drinken. Andere reizigers die we hadden ontmoet hadden beweerd dat alcohol illegaal zou zijn in Sudan. Niet zo dus, je mag het hier gewoon hebben, maar zeker tijdens de Ramadan moet je er niet te open en bloot mee rondlopen, en dan kan je het ook nergens kopen. Het merendeel is moslim, maar er is ook een deel van de bevolking dat christen is en dat wordt aanvaard. Sommigen onder hen storen zich er wel aan dat je openlijk overdag loopt te eten, drinken of roken. Maar de meesten maken er geen probleem van.

Zondag trekken Sam en ik naar de Saoudische ambassade. Die is op zondag open inderdaad. En alleen Sam en ik jah. Axel ziet het niet zitten om door de hitte verder te rijden, zeker niet omdat het nog een heel eindje te gaan is, en het niet gaat beteren ten opzichte van de vorige dagen. Integendeel waarschijnlijk. Er zijn ook een paar kleine probleempjes aan Sissi, die wel eens groot zouden kunnen worden als je strandt in de woestijn. In Karthoum zullen onze wegen dus splitsen.

De aanvraag voor een visum gaat veel vlotter dan verwacht. Het is alleen lang wachten eer we worden bediend. Maar dan worden er niet eens vragen gesteld. Ze nemen onze papieren van ons aan en morgen mogen we terugkomen.

Geld is nu een dringender probleem. In heel Karthoum, en naar verluidt ook heel Sudan, is er geen ATM (bancontact) te vinden die buitenlandse kaarten aanvaardt. Geen visa, geen mastercard, laat staan maestro of cirrus. Ik snap het niet goed. Iemand had ons daar wel iets van verteld, en had dat verklaard als zijnde uit antigevoelens ten opzichte van Britten en Amerikanen. Maar ondertussen vind je wel in het kleinste winkeltje pepsi, coca-cola en de hele resem van hun producten, nutella... en vind je ketens a la Steers en Debonnairs Pizza. Het zal wel andere redenen hebben veronderstel ik. Western Union dan maar. Ik schakel ons vader er thuis voor in.

Ik wil jullie niet te veel storen met onze lichamelijke klachten, maar ik laat mij even gaan. Sam en ik zijn al een hele tijd ziekjes. Ik sukkel met een zware verkoudheid die maar niet wil overgaan, maar heb mijn darmperikelen toch al kunnen achterlaten aan de grens. Sam sukkelt met iets gelijkaardigs, plus hoofdpijn, plus tandpijn. Af en toe kruipen we even de kamer terug in om te gaan bekomen van de hitte en het ziek zijn. En beiden hebben we er hier in Karthoum een beetje genoeg van. Het is tijd om naar huis te gaan. Zo reizen is redelijk vermoeiend. Altijd maar door moeten. Steeds vanalles uitzoeken. Kamp opbreken, kamp afbreken. Af en toe dus ook eens ziek zijn. We zien wat af van de hitte. En al bij al zijn we nog maar in de helft. We hebben nog een lange rit voor de boeg. Het is niet altijd even rozig en maneschijnerig op deze trip. Hoewel het zo wel lijkt. Of zijn wij eerder een beetje teveel verwend geweest?

We genieten 's avonds nog eens ten volle van de gezellige sfeer op straat en drinken hier en daar een koffietje en een theetje. Mensen zijn hier mateloos en onvoorwaardelijk vriendelijk. Ze komen allemaal een praatje slaan, maar op een rustige vriendelijke manier. We moeten er nog aan wennen, na Ethiopië. We hebben nog steeds de reflex om mensen af te weren. We zijn nog steeds een beetje gewend dat mensen naar je toe komen omdat ze iets van je willen.

Hier krijg je. Mensen komen je dadels en snoepjes geven, nodigen je uit om mee te eten, laten je een van de traditionele ramadangerechten proeven, betalen je thee of koffie. Heel veel is er niet te doen of te zien in Karthoum, maar de stad leeft en bruist van de gezelligheid na zonsondergang.

De volgende dag krijgen we ons paspoort terug, met een visum voor drie dagen, en kunnen we aan het geld dat ons opgestuurd is. Ik wurm mij tussen de horden aziaten door een weg naar de balie. Eindelijk terug geld.

Woensdag is het tijd om te vertrekken uit Karthoum. We registreren ons nog snel. Vriendelijk volk, de Sudanezen, maar de overheid maakt het je soms toch een beetje moeilijk. Axel heeft een goed oog op het verschepen van Sissi naar Zuid-Afrika, zodat hij zelf kan doorvliegen naar Duitsland. Sam springt nog bij de tandarts binnen, het moet een goeie zijn geweest. We nemen afscheid van Axel, die ons op een groot deel van de reis vergezeld heeft, en trekken noordwaards richting piramiden van Meroe.

Al snel buiten Karthoum (wat op zich helemaal niet snel ging) zitten we in de woestijn. Hier groeit niets meer. Uitgestrekte platte zand- en steenvlakten, met hooguit eens een heuvel in. Helemaal tot in Meroe. Bij de ondergaande zon kunnen we de piramiden nog snel even zien. Stel je er niet te veel van voor he, het zijn geen Egyptische piramiden. Zijn zijn, ruw geschat, een tiental meter hoog en staan met een hele groep bijeen tussen de duinen en de rotsen. Maar in het licht van de ondergaande zon en in hun omgeving zijn ze heel mooi.

We kamperen ergens in de buurt, een beetje uit het zicht, tussen de bergen en de duinen. Ik nestel mij op een afgeplatte duin in het zand. Met een fantastisch zicht op de sterren en een muziekje op. Het zuiderkruis is ondertussen uit het zicht verdwenen. Wat later komt de maan op. Net zoals de zon opkomt, met een kleurrijk lichtspel, vanachter een berg. Rondom mij kruipen overal kevertjes, goed zichtbaar in het maanlicht. Scarabeeën, zoals in de Mummy-films? Ze laten mij in ieder geval gerust. Ik ben braaf geweest aan de piramiden, heb geen schatten gestolen of dergelijke. De temperatuur is ondertussen aangenaam warm. Een heerlijke nacht en een heerlijk plekje.

De volgende morgen staan er een paar kerels met hun ezeltjes rondom de auto wat spulletjes te verkopen. Hoe weten die nu dat wij hier zitten? Doel van de dag is Suakin, een havenstad aan de rode zee, waar we de ferry willen nemen naar Jeddah, Saoudi-Arabië. Weer rijden we door een woestijnachtig landschap, heel af en toe onderbroken door een plas water. Waar die ook vandaag mag komen. Of door een berg(je). De frigo doet het terug en we hebben wat koel water overdag. Wel, zolang we de fles niet te lang uit de frigo in de auto laten liggen natuurlijk. Net voor de kust rijden we nog door bergen naar beneden. Een welkome verandering in het zeer mooie, maar toch wel saaie landschap. We zijn duidelijk te veel verwend geweest, zeker in Ethiopië.

Eens in Suakin blijkt dat als we snel zijn vandaag nog de ferry kunnen nemen. We moeten nog wel de reserves aanspreken om de boot te kunnen betalen. En enkele uren later, na veel rondgeloop en uitgezoek en geregel in de haven voor stempels in onze carnet en onze paspoorten, zitten we uiteindelijk op het schip. Ik zou graag kunnen vertellen dat de laatste blik die we op Afrika werpen er eentje is waarbij ook de zon net op dit moment eventjes afscheid neemt. Maar de zon is al ondergegaan eer we van wal steken. Het afrikaanse continent, waar we maanden door hebben getrokken, langs de meest fantastische wegen, waar we met Thor gespeeld hebben in het zand, de modder en in het water, waar we ettelijke avonturen hebben beleefd, verschillende mensen hebben leren kennen, zowel blanken als zwarten (quote Dan: ‘I'm so black that when I get out of the car the oil light turns on'), waar we de meest fantastische dingen hebben gezien, de meest betoverende landschappen, waar het water steeds bruin was elke keer we onze handen wasten, waar élke conversatie, telefoongesprek of vraag begint met ‘How are you' in plaats van ‘Sorry,...', waar de dieren liefst óp de weg zitten en er nu dus eentje minder is, waar de aarde rood is, de zonsondergangen adembenemend, de wachtrijen bolvormig, het eten functioneel, de sterrenhemels feeëriek, het heeft iets achtergelaten bij ons. Onze laatste blik erop is er eentje op de havenlichten van Suakin. Het is mooi geweest.

Op de boot breekt de sfeer weer los bij zonsondergang. Iedereen nodigt ons uit om mee te eten en te drinken, en mensen passeren en delen vanalles uit. We geraken met verschillende mensen aan de praat. Zeer gezellig. Tot iedereen zich ergens een plaatsje zoekt op de grond om te slapen en het rustig wordt op de boot.

Het Afrikaanse hoogland

Een zeer vlotte grensovergang brengt ons in Moyale (Ethiopië). Een stap in de tijd. Plotseling is het 13 december 2001. Ze gebruiken hier nog steeds de Juliaanse kalendar waardoor ze enkele jaren achterop lopen. Ook het uur is veranderd. 10u ’s ochtends wordt plots 4u. Rare jongens die Ethiopiërs. Zal wel snel wennen zeker...Al snel tovert het dorre landschap van noord Kenia zich om in een al maar groener en groener landschap. Waar ze in noord Kenia al 3 jaar op aan het wachten zijn begint reeds na enkele uren: REGEN. We zitten hier dan ook smak in het regenseizoen. Vergeet de beelden van 1985 van een dor woestijnlandschap: Ethiopië is groen, zeer groen met een overvloed aan regen. Een ander opmerkelijk punt is de hoeveelheid mensen, dit is een zeer dichtbevolkt land. De straten lopen overal vol met mensen (alsook beesten dus oppassen geblazen met de auto).

Onze eerste nacht brengen we door in Dilla, een niet zo bijzonder maar toch aangenaam stadje. Vanuit Dilla trekken we naar Lake Langano, waar we voor het eerst injera geproefd hebben. Dit is een soort (zure) pannenkoek waarbij je vlees en groenten krijgt. Niet slecht voor de eerste keer geproefd te hebben, al begonnen al onze magen achteraf wel wat tegen te spruttelen. Toon heeft er het meeste vanaf gezien.

Daags erop trekken we richting Addis Abeba. We maken nog even een omweg via een krater meer. Een fel groen meer in een perfecte cirkel (er heerst een lengende dat deze krater gecreerd is door de duivel). Een half uurtje en enkele fototjes later vervolgen we onze weg naar Addis. Toon voelt zich nog steeds wat lafjes dus trek ik er met Axel op uit om het nachtleven van Addis eens uit te testen. Zeer sfeervol. Het dansen zit de Ethiopiers hier echt wel in het bloed. Overal waar we komen wordt er gedanst, niemand zit stil. Iedereen komt met jou een praatje slaan, al blijkt algauw dat iedereen ook iets van je wilt. Nadat Axel nog bijna is beroofd, toch maar de wol opgezocht.

De volgende dagen waren dagen van geregen en geregel. Ik ga je niet vervelen met onnodige verhalen over visas. Soit, we hebben er eentje voor Sudan en kunnen eindelijk onze weg vervolgen. Deze weg lijdt ons naar lake Hayk, door een adembenemend landschap van groene heuvels. Heeft iets weg van Schotland met, oh ja, regen natuurlijk. Aan lake Hayk vinden we uiteindelijk een (waterdicht) hutje om in te slapen.

De volgende dag trekken we richting Mekele. We blijven de groene heuvels doorkruisen, van 2000 tot 3000 meter, op en neer. Na enkele uren besluit ik toch even de ogen te sluiten op de passagierszetel. Piepende remmen maken me wakker. Ik open mijn ogen en het eerst wat ik zie is een ezel die wegbotst op onze bull bar. Zeer vreemde manier om wakker te worden... We meten de schade op (enkel een deuk in onze bull bar) en besluiten toch maar door te rijden. Er komt namelijk een heel dorp aangerend en aangezien Ethiopiers gekend zijn redelijk aggresief uit de hoek te kunnen komen voor zo’n zaken kiezen we toch het hazenpad. Even verder komt de politie ons halen en wordt er een prijs onderhandeld voor de ezel. We kunnen verder op pad. Door de onvoorziene omstandigheden (idiote ezels) bereiken we Mekele pas na zonsondergang. We vinden algauw een hotelletje en spreken af met Wim (die in Mekele University zijn thesis aan het maken is). Een gezellig avondje...

Tijd om één van de Ethiopische hoogtepunten te gaan bekijken, de uit rotsen gehouwen kerken. Spijtig genoeg zorgt een lekke band van Axel ervoor dat we slechts één ervan kunnen bezoeken. De weg naar de kerk is indrukwekkend. We beklimmen een rots met een hoogteverschil van 500 meter waarvan het laatste gedeelte een loodrechte wand is. Zonder koorden is dit wel oppassen geblazen. Eens boven aangekomen is het uitzicht adembenemend. Een loodrechte afgrond van ettelijke honderden meters en daarin de kerk gehouwen. Spijtig genoeg hebben we de priester niet meer kunnen bereiken en hebben we dus enkel de buitenkant van de kerk kunnen bekijken. We rijden dan maar door naar Adigrat waar we de nacht doorbrengen.

Aangezien we toch nog wat meer van de kerken willen bekijken besluiten we even terug te keren en toch nog wat cultuur op te doen. We bezoeken twee kerken, waar we deze keer wel binnen geraken (de priester gevonden). Zeer interessant uitstap.

We vervolgen onze weg richting Axum, een van de vele vroegere hoofdsteden van Ethopië. Eens aangekomen worden we algauw omringd door een hoop zingende meisjes met prachtige haartooien. Blijkt hier een traditie te zijn (genaamd Hacende): een soort feest voor de vrouwen die in groepjes van ongeveer 6 de stad al zingend door te trekken en hiermee enkele centen rapen (een soort drie koningen zeg maar).

De dag erop is het een groot dansfeest in de stad. Van ’s morgens vroeg is het marktplein reeds bezet door fraai uitgedoste tieners die Hacende vieren. Nadat we nog even de beroemde obelisken van Axum bekijken trekken we door naar de Debark. De rit is lang maar veruit het mooiste landschap dat we reeds gezien hebben op onze tocht. We rijden namelijk door de Simien Mountains, een hooggebergte met toppen boven de 4000 meter. Axel, die zijn motor precies een beetje beu aan het worden is ruilt zijn zitje met Toon voor de Landy. Tijdens hun korte bezetting zijn de italianen er in geslaagd een weg door te bouwen (met de gekende haarspeldbochten). De hele dag is het op en neer gaan, na elke bocht een prachtig uitzicht. Tegen dat we bijna in Debark zijn begint de auto weer zijn kuren te krijgen. Het lijkt hetzelfde verhaal als in Rwanda te worden. Tegen 5km/u weet hij toch de laatste 5km te doorstaan en bereiken we Debark.

’s Anderendaags besluiten we onze auto toch maar even op onderhoud te sturen alvorens de bergen in te trekken. Even de filter kuisen en de diesel filteren en alles lijkt weer even goed te gaan,voorlopig toch. We rijden nog hoger de Simien Mountains in en besluiten de auto eens te parkeren en onze luie reet op te heffen voor een trektocht. Na anderhalf uur bereiken we een waterval die honderden meters naar beneden klettert. En een eindeloos vergezicht. Moeilijk in woorden te beschrijven.

Op de terugweg blijkt dat onze inspanningen van deze ochtend toch niet voldoende waren. Een tiental kilometer voor Debark begeeft de auto het alweer. Na een half uurtje vinden we toch iemand die ons naar Debark sleept. Een gezellige bende waar we nog de rest van de avond mee doorbrengen.

De volgende dag besluiten we het er toch op te wagen om nog 108 kilomter proberen te rijden met een kapotte Landrover. Na anderhalf uur en 25 kilometer geven we het toch op en vinden we iemand die ons verder tot Gonder wil trekken. Het is een bestuurder van het ziekenhuis Landrover in Debark die een patient naar het ziekenhuis in Gonder aan het brengen is. Eens in Gonder aangekomen worden we aan een garage afgezet, waarop ik de bestuurder toch nog even aanmaan of het niet beter is zijn patient aan het ziekenhuis af te zetten.

Na een korte analyse lijkt het probleem van Rwanda zich herhaalt te hebben. De diesel pomp die we toen hebben vervangen is niet echt de juiste en heeft het begeven. We lijken wel een competente garagist gevonden te hebben, maar wel eentje die profiteert van de situatie. Een bom geld vraagt hij voor het vervangen van een diesel pomp. Nu ja, niet veel keus zeker.

De dag erop trekken we naar het kasteel van Gonder. Ook Gonder is een van de vele vroegere hoofsteden geweest en bevat dus behoorlijk wat geschiedenis.

Onze laatste stop in Ethiopië brengt ons naar Lake Tana, meerbepaald een klein dorpje genaamd Gorgora. We kamperen aan het meer en besluiten een van de abdijen op een eilandje te gaan bezoeken. Maar, zoals overal in Ethiopië wordt de prijs verviervoudigd eens ze zien dat we buitenlanders zijn. Dan maar geen boottochtje.

We hebben ondertussen genoeg gekregen van de ontelbare pogingen van de Ethiopiërs om ons van ons geld te ontdoen en besluiten richting Sudan te trekken, op zoek naar wat meer gastvrijheid en vriendelijkheid. Als besluit, Ethiopië is het mooiste land dat we tot nu toe gezien hebben, alleen spijtig van de Ethiopiërs...


Keniaanse extremen

We zijn nog maar net Kenia binnen en al snel wordt het duidelijk dat de hoge wegentaksen die we hebben moeten betalen weer niet in verhouding staan tot de kwaliteit van de wegen. Voorlopig toch zijn de Keniaanse wegen niet de beste van heel oostelijk Afrika, zoals de ambtenaar beweerde. Asfaltweg ja, maar met spoorvorming van formaat. Eens je erin zit geraak je er niet meer uit. Zelfs Thor heeft er last mee.

We rijden nog door tot Eldoret, waar we iets kunnen eten, inkopen doen en wat geld uit de muur kunnen halen. We volgen een van de overlandtrucks, die we nog in Jinja hadden ontmoet, om een kamping te vinden. Eldoret ligt vrij hoog en het wordt er koud ’s avonds. Maar de schitterende en gezellige bar van de kamping voorziet in enkele vuren. Er staat zelfs een grote pokertafel maar vind niemand om mee te spelen.

De dag erop trekken we naar Lake Baringo. We stoppen even aan de rand van de riftvallei om te genieten van het adembenemende uitzicht. We staan bovenaan een klif en het zicht strekt zich uit over een vlakte die een duizendtal meter lager ligt. In de vallei staan de bomen allemaal op hun wortels op heuveltjes, de aarde ertussen is weggespoeld. Een zeer mooie rit, met enkel de overdreven aanwezige verkeersdrempels waar we verschrikkelijk op vloeken. We vinden een kampplaats aan de oever van het meer. In de omgeving werd dit weekend een rally gereden. Overal staan en rijden auto’s, buggy’s en moto’s rond met brullende motoren. Als het donker wordt beginnen de nijlpaarden weer te knorren, een geluid dat we al even niet meer gehoord hadden.

We worden wakker gefloten door de zwermen vogels die in de bomen boven onze daktent zitten. Terwijl we een kopje koffie drinken kunnen we ze wat bestuderen. Kolibries zijn druk en schichtig op zoek naar bloemen, grote parkietachtige vogels met kuif en lange staart richten ravage aan aan de bloesem van de bomen. Ik wandel eens naar het meer en kom een nestkast tegen waarvan de holte is toegemetseld, op een verticale spleet na. Er steekt een bekje uit en de mama-neushoornvogel komt het kuiken voederen. Twee majestueuze visarenden vliegen op. Er waden reigers langs de oevers, en verschillende andere soorten watervogels, en de prehistorisch uitziende hamerkop. Gele wevertjes zijn bezig met het bouwen van hun kunstige bolvormige nestjes. Kleurrijke kleine vogeltjes vangen vliegjes vanop de takken net boven het water. Wat verder steken de neusvleugels van een nijlpaard net boven het wateroppervlak. Er zitten enkele soorten ijsvogels in de dode bomen die in het water staan. Een van hen heeft een voor hem overmaatse vis gevangen en probeert die dood te slaan tegen de tak waarop hij zit. Uiteindelijk lukt het hem toch om hem binnen te slokken. En zwermpje blauwe vogels trippelt rondom mij op de grond, mij al even dapper en nieuwsgierig bestuderend als ik hen. Een overrompeling van zovele verschillende soorten en kleuren vliegende vriendjes. Kortom een klaarkomplaats voor vogelaars.

We rijden niet door naar Nairobi, maar terug naar Eldoret. De eigenaar van de kamping heeft ook een grote fabriek, met een vrachtwagenpark. Met enkele mechaniekers, die volgens hem toch worden betaald en dus al even goed Thor een onderhoud kunnen geven omdat de werklast momenteel niet al te hoog is. We regelen dat we Thor morgen, dinsdag, binnenbrengen. Op de kamping zijn er twee auto’s aangekomen, met een Nederlands en een Brits paar. Ze doen de lange rit naar beneden. We kunnen wat info en ervaringen uitwisselen.

Een dag is weer te weinig om Thor helemaal in orde te brengen. Woensdagvoormiddag werken we de laatste meest noodzakelijke dingen aan hem af en daarna trekken we door richting Nairobi. We rijden soms op een redelijke hoogte, door diverse landschappen, langs meren en bossen, en iets voor Nairobi komen we weer langs een paar vergezichten over de riftvallei.

Het is al redelijk laat wanneer we aankomen. Axel heeft de vorige keer toen hij hier was, toen hij Sissi naar Nairobi heeft gebracht voor een onderhoud, Frank en Yvonne leren kennen. We worden goed ontvangen en krijgen een decadente maaltijd voorgeschoteld. En een heerlijk bed. Elk een groot zacht bed, met een dikke deken want het is ’s nachts lekker fris in Nairobi. Het wordt een van de meest verkwikkende nachtrusten van de hele trip.

’s Morgens krijgen we een uiterst uitgebreid ontbijt voorgeschoteld. Uit angst om aan de Ethiopische grens te staan en ter plaatse geen visum te krijgen gaan we ons eerste visum op voorhand regelen. Door het veel te lang genieten van het ontbijt lukt het helaas niet om alle papieren en kopies bijeen te krijgen voor sluitingstijd. We vullen de rest van de dag met Sissi oppikken, internetten, inkopen doen, pinten drinken en decadent gaan eten met churascarillo. Na het eten trekken we naar de Black Diamond, de zaak van Joel en Jeroen, oude bekenden. Onderweg leren we de corrupte flikken van de stad kennen. Sam heeft zijn paspoort niet bij en daar doen ze zeer moeilijk over. Ze dreigen hem mee te nemen naar het bureau en insinueren dat een kleine bijdrage hen wel van dat gedacht kan afbrengen. We spelen het spelletje niet mee en geven niet toe en nadat ik zijn paspoort ben gaan halen uit de auto laten ze ons uiteindelijk toch gaan.

Ook in de Black Diamond worden we zeer goed ontvangen. Het doet deugd eens een Duvel te drinken, na al dat Afrikaans bier. Het worden er uiteindelijk ettelijke. Véél te veel Duvel. Joel en Jeroen nodigen ons uit om mee te gaan op een weekendje naar Lake Naivasha, samen met enkele van hun kameraden.

Met dank aan Yvonne ontbijten we weer in stijl en overvloed. We krijgen uiteindelijk ons visum, doen nog snel wat inkopen en trekken, samen met Yvonne ook, naar het meer. Frank moet nog werken. En wat doet een bende venten en één vrouw aan een meer in Kenia? Decadent eten en pinten drinken natuurlijk, met nijlpaarden enkele meters van ons vandaan. Ze zijn voor de eerste keer in Afrika van ons gescheiden door middel van een stroomdraad.

Tijdens het ontbijt pikken de apen de overschot van de koekjes uit een van de tenten. De dief ligt even later waarschijnlijk ergens tussen het papyrus te genieten. We pakken in, niet goed wetend wat het plan van de dag zal zijn, maar we beginnen met Yvonne naar huis te brengen. Frank komt ons tegemoet en pikt haar halverwege op. Axel rijdt door naar de stad, hij is vlotter in het verkeer en doet nog wat extra inkopen. We gaan toch niet ver meer geraken vandaag, dus kunnen we al evengoed terug naar het meer trekken voor nog een geamuseerde avond.

Zondag nemen we definitief afscheid van de Keniaanse expats en steken we door naar de weg naar het noorden. We kruisen, weer eens in de juiste richting en voor de laatste keer hopelijk, de evenaar. In het park waar we doorrijden zien we onze eerste dromedarisen, en natuurlijk weer een hoop andere dieren. De landschappen variëren enorm, van zeer dor tot zeer groen, langs vlakten en door heuvels.

In Isiolo zegt een kerel dat de weg niet veilig is en dat we in deze stad vast zullen zitten tot de ochtend. Dat we morgenvroeg moeten aansluiten bij het konvooi. Maar we vinden de stad niet zo leuk en het konvooi vertrekt veel te vroeg naar onze zin. We proberen toch om door te rijden, al is het maar om wat extra info te vinden. De politieagenten aan de blokkade aan het einde van de stad beweren dat het geen probleem is om door te reizen. Dus gaan we door, tot Archers’ Post, langs een splinternieuwe weg. Het dorp ligt in een woestijnachtige omgeving, omringd door enkele nationale parken, en we zoeken daar naar een kamping. Een Samburu, de lokale stam die veel weg heeft van de Masai, houdt ons tegen en vertelt dat zijn dorp ietsje verder een kamping heeft gestart. We gaan eens een kijkje nemen. Avontuurlijk zou je kunnen zeggen, er zijn niet veel tekenen van kamping te onderscheiden. Enkel een zeil dat in een vierkant is gespannen dat gebruikt wordt als wc. De mensen komen ons allemaal bekijken, vooral Sissi trekt veel aandacht. Het dorp komt ’s avonds dansen en marktje houden voor ons gedrieën. We moeten natuurlijk mee dansen en springen. De nacht is donker, de woestijnlucht zeer droog en er staat niets in de weg om het zicht te belemmeren. Ik heb nooit zoveel sterren gezien.

We trekken verder op de geduchte weg naar het noorden van Kenia. Het is al snel gedaan met de mooie nieuwe asfaltweg. Het wordt een grindweg met grote ribbels (tja, ‘corrugations’) en potholes. Af en toe lijkt het of een witte defender ons probeert voorbij te steken. In achteruit. Neenee, dat is overdreven, maar het is wel een nogal gladde weg. We rijden door enkele natuurparken en langs de weg zitten vele dieren, kleine bokjes en antilopes. In Laisamis, waar we afgesproken hadden om te lunchen komt Axel niet opdagen.

We zijn hem een goed uur geleden voorbijgestoken toen hij aan het pauzeren was. Hij had ons eigenlijk al terug voorbij gestoken moeten hebben voor we in Laisamis waren. Gevallen, overvallen, panne? We laten aan de agent aan de blokkade van het dorp weten dat we terug gaan om hem te zoeken. We vinden hem in het volgende dorp, het is maar gewoon een platte voorband. Een scherpe steen is door zijn buiten- en binnenband gesneden, nieuw van in Nairobi. Sam en ik rijden terug naar Laisamis om te gaan lunchen, het lijkt toch allemaal vlot te verlopen. We pikken er Agustin op, een ietwat opdringerige kerel die eerst vraagt om een lift, onduidelijk waar naartoe, en dan gewoon niet uit de auto te krijgen is. Maar na een tijdje blijkt hij wel mee te vallen, hij heeft vandaag gewoon niets te doen en wil wel een ritje doen. We rijden met hem terug naar het vorige dorp als Axel weer niet opdaagt.

De vorige poging om zijn band te repareren was mislukt. Terwijl we terug bij Axel staan te wachten laten we een beetje lucht uit onze banden. Veel meer controle! Een beetje veel dom en nonchalant van ons dat we dat niet eerder gedaan hadden, zeker na onze ervaring in Namibië. Het duurt de hele namiddag lang vooraleer de band uiteindelijk gemaakt is. Terwijl we staan te wachten bestuderen de kinderen Thor. Ze hangen er wat aan, lopen er rond en gluren naar binnen. Als een meisje ziet dat ik het niet zo heel leuk vind dat de kinderen op het dak proberen kruipen neemt ze een stok en houdt de wacht aan de ladder. Voila, ook al opgelost.

Voor de vijfde keer rijden we weer over het verschrikkelijke stuk terug naar Laisamis, waar we via Agustin een slaapplaats toegewezen krijgen. In de voortuin van de driftige Italiaanse pater Enrico, in de missiepost.

Dinsdag staan we vroeg op om een deel van de vertraging te proberen inhalen die we gisteren hebben opgelopen. Niet zo ver na Laisamis begint het er echt woestijnachtig uit te zien. En ondanks dat de streek een slechte naam heeft op gebied van veiligheid nemen we toch een lifter mee. Hij laat zijn bepakte karavaan met dromedarisen en ezels achter bij zijn gezelschap. In het volgende dorp zetten we hem af, en nog voor we vertrokken geraken komt er een bende vrouwen af, ook op zoek naar een lift voor een van hen. Samen met haar baby. Ze is gesluierd en, in tegenstelling tot al onze vorige lifters, sterk geparfumeerd en ruikt naar wierook en midden-oosten. Even verder proberen we nog een vrachtwagen uit de problemen te helpen, maar onze compressor heeft het begeven. Door al het geschud en geschodder waarschijnlijk.

Het stukje voor Marsabit is een van de moeilijkste stukken, samen met het stuk tussen Laisamis en het dorp waar Axel vastzat, maar al bij al valt de weg veel beter mee dan ze hem ons hadden voorgespiegeld. Hij heeft de naam een van de ergste wegen ter wereld te zijn, maar we zijn al langs erger gereden op onze trip door Afrika. In Marsabit zetten we onze potpourri af en tanken wat bij. Iets na dit stadje krijgen we nog een mooi uitzicht over een krater en wat verder stoppen we weer voor enkele lifters. Een moeder geeft haar dochter en zoon mee, samen met een hele hoop bagage. Zakken met eten op het dak, samen met een bundel brandhout, een stapel lege bidons in de auto. Het water en de koekjes die we hen geven nemen ze dankbaar aan.

We rijden met hen verder door een woestijn met verschillende soorten en kleuren zand, waarvan het rode stoffige het meest opvalt, met daarop verspreid zwarte stenen. Het lijkt een echt maanlandschap. Er groeit amper iets. Het heeft hier dan ook al drie jaar niet meer geregend. Herders trekken met hun gigantische kuddes door de woestijn en vragen voor water. Achteraf zullen we er spijt van hebben dat we niet meer water hebben uitgedeeld. De koeien die niet kunnen volgen worden gewoon achter gelaten en die komen we wat verder eenzaam rondslenterend tegen. Er liggen dan ook verschillende karkassen en rond enkele van de kudden cirkelen gieren, net zoals in de stripverhaaltjes.

We zetten de kinderen met hun bagage af in het dorp en al snel hebben we weer nieuwe lifters. Dan is toch ten minste dít onze bijdrage tot de gemeenschap in deze barre onherbergzame omgeving. Deze keer zijn het twee meisjes die in de auto worden gestoken door een paar mannen. Ze vertrouwen ons hier nogal. Ze zijn in traditionele kleren gehuld en hebben een melkkannetje bij, ik vermoed met dromedarismelk, en een bundel van een of andere soort vezels, in een geitenhuid gewikkeld. Ook zij zijn zeer gelukkig met de koekjes en het water. Wanneer ze vragen om te stoppen kijken Sam en ik rond. En dan naar elkaar. Er is niets, enkel een boom, de enige in we kunnen zien in de hele vlakte. Verder is er niets dan stof en zand en stenen. Na nog een paar keer teken doen of ze hier echt wel willen uitstappen, Engels spreken ze niet, laten we ze gaan. Wie zijn wij om het te begrijpen. Wie weet wat zien wij allemaal niet in dit ogenschijnlijk niemandsland. Net als de anderen zijn ze wel weer zeer dankbaar.

We racen verder over de wegen, door de vlakten, die verder naar de horizon overgaan in de uitgestrekte meren van de fata morgana. Nu en dan komen we nog een karavaan tegen die langzaam door het zand en tussen de stenen sjokt. En in het midden van niets staat er ineens weer iemand te liften. Ook hem nemen we weer mee. Hij zegt niets, maakt geen enkel geluid. In het volgende dorp stoppen we om te lunchen. Hij is ineens weg. En weer worden we aangeklampt voor een lift. De laatste voor vandaag. Wat zouden al die mensen gedaan hebben als wij hier niet voorbij gekomen waren? En wat doen al die mensen nu die we niet hebben meegenomen? Het lijkt er niet echt op dat hier veel bussen voorbij komen. Zeer sporadisch een vrachtwagen. Een, of misschien twee hebben we er tot nu toe gezien.

Axel en ik wisselen nog eens van plaats. Ik pak mij goed in in zijn moterkleren en spring op Sissi. Het is terug even wennen, maar ik ben er al vlot weer mee weg. Er zit nu geen bagage op Sissi, uit angst voor de slechte wegen zit die allemaal in Thor. Na het dorp waar we geluncht hebben is het landschap weer helemaal veranderd en we rijden door bossen en savannes, en heel wat heuvelachtiger. De weg is ook wat beter, niet zoveel grote stenen meer. Sissie is fantastisch goed te controleren, in verhouding, op dit terrein, en zonder bagage. Terwijl het bij Thor moeilijker wordt aan hogere snelheden lijkt het bij Sissi alleen maar gemakkelijker te gaan, en voor ik het goed en wel besef race ik aan een rotvaart over de grindwegen. Potholes? Ribbels? Niets van gemerkt. Enkel de close encounters met het lokale wild doen mijn hart wel eens een slag overslaan. Ik moet ook de kant in duiken wanneer er ineens een hele caravaan van acht vrachtwagens uit de andere richting komt voorbijgereden. Hier zijn ze dan ineens allemaal. Ze maken een grote dichte stofwolk waardoor ik de grond niet eens meer kan zien, en stenen vliegen in het rond. Een van die stenen raakt de voorruit van Thor, die een stuk achter mij rijdt, en slaat er een grote ster in. Er ketsen er enkele af op het harnas dat ik draag. Wanneer ik even stop om de anderen te laten inhalen komt er iemand voorbij gewandeld. We maken een praatje en hij vertelt dat hij deze morgen uit zijn dorp is vertrokken en onderweg is naar Nairobi. Hij zal nog wel zien hoe lang hij nog onderweg zal zijn, hoever hij nog moet wandelen vooraleer hij vervoer kan vinden. Ik duim voor hem dat het lukt voor hij aan de woestijn komt.

Het wordt nog even spannend wanneer ik een tijdelijke rivier, die de weg kruist, niet heb zien aankomen. In plaats van een brug over de, nu droge, rivier hebben ze gewoon een betonnen bedding en oevers gemaakt. Ik hoor mezelf luidop ‘oeioei’ zeggen als ik in de grote goot vlieg. Maar we landen goed, Sissi en ik. En ‘whiiii’ wanneer ik er achter Sissi aan terug uit vlieg, ik hang enkel nog aan het stuur en zweef een tijdje achter de moto. Maar ook de tweede keer landen we goed en als ik eenmaal van het verschieten bekomen ben schater ik het uit en geef wat gas bij. Ik weet niet wat mij bezielde om zulke streken, en dan nog net in het verlaten noorden van Kenia, uit te halen. Maar het was dan ook niet helemaal de bedoeling natuurlijk.

Wanneer we eindelijk aankomen op onze bestemming, Moyale, op de grens met Ethiopië, zijn we alledrie doodop van het lange rijden over de moeilijke wegen. We zijn nog een tijdje op zoek naar een slaapplaats. Ofwel zijn de hotelletjes toch net iets te degoutant, en dan niet omdat onze standaard veranderd is na het decadente leven in Nairobi, ofwel mogen Sam en ik niet in dezelfde kamer slapen omdat we niet getrouwd zijn :s . En elk een kamer apart is net iets te duur. We vinden iemand in dat laatste hotel, die het ook een ietwat onzinnig idee vindt van zijn baas, en ons naar het hotelletje van zijn zus brengt. Niet luxueus, maar het is aanvaardbaar proper en betaalbaar. Hij toont ons nog de weg naar een bar/restaurant waar we nog iets kunnen eten en drinken. Geroosterd geitenvlees met frieten. Terug in het hotel biedt iemand uit de keuken mij nog een stukje dromedarisvlees aan, maar het is meer kraakbeen dan vlees en het is niet echt mijn ding.

Na de dromedarismelkthee de volgende morgen trekken we de grens over naar Ethiopië, voor alweer een volgend verhaal.

De parel van Afrika

We beginnen meer en meer op een reisorganisatie te lijken. Onze wagen zit ondertussen propvol. We worden vergezeld van zowel Axel als Jan als we de grens met Uganda oversteken. Eén ding valt ons onmiddellijk op: de mensen lachen, zwaaien naar ons en zijn uitermate vriendelijk. Een hele verademing. De Rwandese heuvels vlakken enigszins af, maar het landschap is nog steeds adembenemend. Zoals Rwanda de diamant van afrika genoemd wordt, is dit de parel van Afrika. Hier merk je niets meer van “het land van Idi Amin”. Deze geschiedenis hebben ze ver achter zich gelaten. Dankuwel...

Onze eerste haltplaats is Lake Bunyoni, een meer op 2000 meter hoogte. We besluiten hier een extra lui dagje door te brengen. “La dulce far niente”, zoals ze in Italie prachtig weten te verwoorden. We komen hier Stuart en Susan tegen, een brits gepensioneerd koppel dat dezelfde trip in omgekeerde richting onderneemt. Ik veronderstel dat we elkaar ergens halverwege zijn tegengekomen. Na een hoop zeer waardevolle informatie uit te wisselen toch maar een plonske gedaan: brrr, toch eerder fris zo’n bergmeer... Eens opgedroogd nog een gezellige avond doorgebracht met een maaltijd aan het kampvuur. Goed nieuws over de Carnet de Passage dwingt ons een klein feestje te bouwen. Een schitterend begin hier in Uganda.

Daags daarop gelasten we onze tweede luie dag op rij toch maar af wegens slecht weer en trekken we richting Queen Elizabeth park. Alweer een compleet andere omgeving: een regenwoud temidden van een hoop vulkanische kraters. De honderden stekende tsee tsee vliegen weten de pret niet te bederven. In de namiddag trekken we te voet door een canyon in het regenwoud op zoek naar onze soortgenoten. Na een uurtje of twee weten we enkele chimpansees te spotten. Toch gek hoe goed deze beestjes op ons gelijken. Op sommigen zelfs nog meer dan op anderen, zeker?

We trekken verder noordwaarts en blijken de afstand weer iets te hebben onderschat. Tegen de avond bereiken we uitgeput Hoima.

Tijd om de evenaar over te steken. Na het nodige poseerwerk voor enkele verplichte fototjes staat het volgende park alweer voor de deur. Murchison falls is het meest spectaculaire wat de Nijl vertoont tijdens zijn duizenden kilometers lange tocht. Deze machtige rivier weet zich plotseling door een kloof van slechts 6 meter te persen wat een immense natuurkracht met zich meebrengt. Niet echt een hoge waterval maar dit wordt meer dan goed gemaakt door de kracht dat ervanuit gaat. Explosies van water waar je wel even voor gaat zitten.

De volgende dag besluiten we tegen 7 uur te vertrekken. Zoals het reeds zovaak verlopen is vertrekken we tegen 10 uur. We steken de blauwe Nijl over met de ferry vergezeld van een bus vol schoolkinderen. Ik neem het poseren voor de eerste 25 foto’s op mij, terwijl Toon de rest afwerkt. Een foto met een Mzungu lijkt voor hen interessanter dan het eigenlijke nationale park. We vervolgen onze tocht door het park. Een hele beestenboel alweer met een hoop beestjes die we nog niet waren tegengekomen: Oribis en hartebeesten. Zeer geslaagde uitstap.

We trekken terug zuidwaarts richting de evenaar en vinden een uitermate leuke kampeerplaats waar ze een kweekproject voor neushoorns hebben. Na 6 jaar hebben ze hier hun eerste success geboekt met een nieuwe geboorte. Moeizame onderneming wel. Spijtig genoeg zijn de neushoorns niet gedag komen zeggen.

Eens in Kampala aangekomen gaan we onmiddellijk op zoek naar DHL om onze Carnet te laten opsturen. Na ettellijke uren vast te zitten in het verkeer (waar niet echt verkeersregels gelden) bereiken we DHL. “Misschien overmorgen en anders na het weekend”, krijgen we te horen. Twee dagen later blijkt er nog steeds niet zijn aangekomen en besluiten we richting Jinja te trekken, de bron van de Nijl.

Hoogtepunt in Jinja is White Water Rafting, waar we dan ook gretig op zijn ingegaan.De rapids hier gaan tot categorie 5, de hoogste categorie waar ze klungels zoals ons op toelaten. Na wat instructies (“Try to hold on to the boat, if not let the water do its thing, don’t fight it”) begonnen aan de eerste rapids. Makkelijker gezegd dan gedaan. Na enkele rapids weten we de boot niet meer te controleren en worden we met zijn allen het water in gecatapulteerd. Even kopjes tellen en we kunnen weer verder. De categorie 5 rapids lijken we goed te overleven, het zijn de lagere categoriën die ons problemen opleveren. Ook de zevende rapid weet ons te kapseizen. Even kopjes tellen...Waar is Axel? Zijn we eindelijk af van den Duits? Heel de boot hoopt met ons mee J, maar hij wordt door een andere boot opgevist en aan boord gebracht. Volgende keer beter dan maar...De categorie 6 rapid passeren we te voet langs de oever (iets te gevaarlijk, houdt je een 25 tal seconden onder water als je eruit tuimelt) en we besluiten de dag met de laatste rapid, genaamd de “Bad Place”). Nat genoeg, hongerig genoeg, dorstig genoeg is het tijd voor een BBQ en nog wat napraten over de avonturen van de dag.

Een telefoontje naar DHL Kampala leert me dat de Carnet is aangekomen ... in Kaapstad. Juiste document, verkeerde stad (land zelfs). Het ziet ernaar uit dat we hier nog enkele dagen zullen doorbrengen. Zonder dit document kunnen we Kenia namelijk niet binnen. Enkele dagen luieren, een boekske lezen, een plonske doen in de Nijl, naar de kapper gaan: nu ja voor Toon toch. Enkele uren verstrijken sinds Toon de kapper heeft opgezocht en ik begin reeds het ergste te vrezen. En jawel, daar komt ie dan, volledig met haarstukken en vlechtjes. Sean Paul is in Da House, hilarisch (zie foto’s). Dit heeft Axel en mij toch wel enkele uren buikpijn van het lachen bezorgd. Je moet je tijd met iets doorbrengen zeker...

Een 9-tal dagen na de bestelling bij DHL Kampala blijkt onze Carnet zijn aangekomen. Dus even een op en afje naar Kampala voor het document. Eindelijk, Kenia lonkt. In ieder geval zeer hard genoten van Uganda. Tot in Kenia...

Tussendoor

Het Afrikaanse internet is ons niet steeds goed gezind geweest. Het heeft dan ook even geduurd om onze verhalen op de site te krijgen. Maar nu krijgen jullie er twee in een keer, dat van Tanzania en dat van Rwanda. Wij zitten ondertussen in Nairobi, Kenia. Maar daar komen nog een paar verhaaltjes tussen.

Groetjes