Toonensaminafrika.reismee.nl

Le pays des milles collines

We komen, na de mislukte poging voor Rubondo Island, al redelijk laat aan de grens aan. Tanzania geraken we vlot buiten. Rwanda binnen is al een beetje moeilijker. We krijgen naar onze oren omdat we niet hebben laten weten dat we kwamen. Er is een website, we hadden ervan gehoord maar hadden hem niet gevonden, waar je al een aanvraag voor een visum kan indienen voordat je aan de grens aankomt. De douanier geraakt al helemaal geënerveerd wanneer we niet in detail kunnen zeggen wat we allemaal juist komen doen in Rwanda. Hij geeft ons eerst een visum voor een week, maar na wat onderhandelen, en met te communiceren in het Frans, krijgen we uiteindelijk toch twee weken. Waarschijnlijk heeft het ook geholpen dat we ingingen op zijn vraag om een lifter mee te nemen tot Kigali. Pastoor John had het niet gedurfd om het ons rechtstreeks te vragen, niet zozeer voor ons, eerder uit schrik voor de arm der wet. Dus deed hij het via de douanier.

Om uiteindelijk het land in te gaan moeten we nog langs een bareel. Ze staat open en er zitten enkele agenten langs de weg. Ze geven niet het minste teken. John staat erop traag te rijden. Nog trager, en als ik al te ver ben staat ineens een van de agenten recht. Hij is boos omdat ik te ver ben gereden, bijna helemaal door de poort. Hij moest nog eerst de papieren nakijken voordat we doormochten. Dat we dat niet wisten! Hij vraagt onze paspoorten en naar een papier voor de auto. Maar voor de auto hebben we niets gekregen, zelfs niet de gangbare Temporary Import Permit. Hij belt naar het kantoor en na wat gediscussieer over de telefoon is hij opeens zeer vriendelijk, geeft onze paspoorten terug. Alles is in orde en hij wenst ons een goede reis. Agenten lijken hier strikt maar redelijk. John zegt dat ze zo streng zijn om buitenlanders te beschermen. Ze werken hard aan het imago van het land en proberen het toerisme uit te bouwen. Hij beweert zelfs dat ze van aan de grens naar Kigali bellen om onze komst te laten weten en dat de controleposten die we moeten passeren ook verwittigd worden. Het lijkt me sterk, maar het zou wel kunnen, geen van de agenten houdt ons tegen.

Als we van de grens vertrekken is het al bijna donker. Terwijl de zon onder gaat rijden we door over de weg die door de bergen slingert. We waren eerst niet van plan geweest om vanavond nog helemaal naar Kigali te rijden, maar het leek ons het gemakkelijkst om dat te beweren. En nu we met John in de auto zitten moeten we wel. Er is weer helemaal niets plezants aan om hier door het donker te rijden. De mensen hebben hier helemaal geen schrik van de weg. In de meeste landen springen ze aan de kant als ze ons horen aankomen, hier reageren ze zelfs niet op ons getoeter. In het begin van de rit gebruiken we hem met mate, maar al snel hebben we het gevoel dat we onze toeter beter kunnen vasttapen. Tegenliggers weigeren weer om hun faren te doven, zodat je moet schatten waar die persoon, die je net nog wel kon zien, juist is. En maar hopen dat je hem niet raakt. Of dat je niet van de weg af sukkelt. Ze rijden hier dan ook nog eens aan de andere kant van de weg. Als we willen voorbijsteken moeten we met twee werken. En blijven concentreren om aan de juiste kant te blijven rijden. Doodvermoeiend, en het was al zo een lange rit vandaag.

Als we even stoppen staat er snel een bende rond de auto. Ze bedelen wat, maar de kinderen hebben al snel door dat we toch niets hebben. Enkel nog een hoop Tanzaniaanse shillings. Het valt op dat ze hier veel beter met Engels overweg kunnen dan in Tanzania. Ook Frans is geen probleem. John betaalt nog enkele lieter diesel voor Thor, we hebben schrik dat we Kigali net niet gaan halen. En eens in Kigali helpt hij ons om een hotelletje te zoeken. Niet evident om iets betaalbaars te vinden. We vinden iets langs een zeer typisch Belgische kassseiweg. En we vinden nog een plek waar we wat van onze shillings kunnen wisselen voor Rwandese frank, zodat we toch nog iets kunnen eten.

We slapen eens goed uit, zeer hard nodig na de lange vermoeiende rit van gisteren. Van de laatste dagen eigenlijk. We ontbijten met uitzicht over de stad, en van hieruit gezien is Kigali in volle ontwikkeling. Overal worden nieuwe, goed uitziende gebouwen neergepoot. Hier zit blijkbaar geld en ambitie. Ik ga na het ontbijt een wandelingetje maken in de omgeving. We zitten niet echt in de stad. Een toeriste die ik tegenkomt vraagt aan mij waar het centrum zou kunnen liggen, ze loopt er al even naar te zoeken. Ik heb er ook geen idee van. Tijdens mijn wandeling geraak ik in gesprek met een Rwandees. Hij heeft een been verloren, door een ongeval. Hij vertelt zijn verhaal in het kort, natuurlijk niet zonder reden. Hij is iedereen verloren in de genocide, op de twee dochters van zijn zus na. Hij moet ze nu zien te onderhouden. Met zijn handicap, vertelt hij, kan hij niet werken en is hij gedoemd tot bedelen. Wanneer ik na mijn wandelingetje terug in het hotel aankom is pastoor John daar ook en probeert hij Sam te bekeren. Hij probeert het ook bij mij en kan zich niet in mijn positief wetenschappelijke denkwereld inleven. Evolutie is misleidend. En al de antwoorden staan toch in de bijbel?! De enige bron van waarheid en, neen Toon, niet gewoon een boek. We laten hem bij zijn ideeën en gaan Axel oppikken op de luchthaven.

Hij heeft gratis een visum voor drie maanden gekregen, wij moesten 60USD betalen voor een week. Wat hebben wij, Belgen, hier toch uitgestoken? Op de weg terug ga ik nog snel de papieren voor de carnet doorfaxen naar België, er is terug hoop in het eindeloze carnetverhaal. In de tussentijd staat er weer een hele bende rond de auto en even later blijkt het stickertje met de Zuid-Afrikaanse vlag te ontbreken. Vraag is of het vandaag gebeurd is of gisterenavond laat in het donker, toen Sam de Tanzaniaanse shillings was gaan wisselen, en ik niet iedereen die rond de auto stond in het oog kon houden.

Wat later in de namiddag rijden we naar de stad. Die blijkt inderdaad nog een heel eind verder te liggen. We hebben geen kaart van de stad, ook Jenny weet het niet al te goed zijn. Gelukkig is Kigali geen al te chaotische stad. Axel zou graag naar de gorilla's willen gaan kijken en we gaan in het ORTPN zijn bezoekje regelen. Wij passen wegens torenhoge, bijna twintig dagen budget opslorpende prijzen. De positieve keerzijde van die medaille is dat het toerisme inderdaad goed beschermd wordt en Rwanda en Kigali redelijk veilig zijn. We komen Jan tegen, een West-Vlaming die in Kigali gestationeerd is voor een project en vakantie. Hij biedt ons een slaapplaats aan, maar voor vannacht zijn we al voorzien. We spreken af om 's avonds samen te gaan eten en gaan verder op zoek naar geld. Het vinden van cash in Kigali wordt nog een hele kweeste. De ‘muren' geven buitenlandse kaarten geen geld, we moeten dus in een bank binnen stappen en daar met onze kaart en paspoort duur geld afhalen. Het restaurantje waar Jan ons mee naartoe neemt biedt een schitterend uitzicht over de lichtjes van Kigali, verspreid over de verschillende heuvels waarover de hoofdstad zich uitstrekt. En we krijgen nog eens lekker bereid, westers georiënteerd eten voorgeschoteld.

Vrijdagochtend verhuizen we naar Jan zijn appartement. Hij neemt ons mee naar het monument dat is opgericht voor de Belgische para's die hier in 1994 in een hinderlaag werden gelokt en werden geëxecuteerd. Jan blijft in Kigali wat werken en wij trekken met ons vieren, Thor meegerekend, naar twee kerken een eindje uit Kigali. Een eerste in Nyamata, het tweede in Ntarama. Het zijn twee herdenkingsplaatsen voor de genocide. De mensen hadden de kerken uitgezocht als vluchtplaats voor de moordende bendes, maar God heeft hen ook daar niet kunnen beschermen. Ze werden allemaal afgeslacht. De kerken liggen vol met de kleren, beenderen en schedels van de slachtoffers. Innemend en overrompelend met een serene maar lugubere en deprimerende sfeer. De genocide, net 15 jaar geleden, heeft op 4 maand tijd 800000 slachtoffers gemaakt in een land kleiner dan België. Bijgevolg is iedereen hier er op de een of andere manier wel mee verbonden. Genoeg genocide voor vandaag en we laten de gedenkplaats in Kigali rechts liggen en trekken terug naar het centrum. Jan neemt ons mee om een koffietje te gaan drinken en later te gaan eten in de Islamwijk. Op het menu staan geitenbrochetten met frieten, een bekend gerecht in Rwanda.

Wat later op de avond trekken we naar een bar, waar we tot laat in de nacht, veel meer dan ons lief zal zijn, ons best doen om de Rwandese bierindustrie te steunen.

De dag erop strompelen vier kreunende venten rond in Jan´s appartement. Mannen in de mist. We spreken met Jan af dat hij ons ergens in het noorden van Rwanda, nog nader te bepalen, zal ontmoeten en meereizen tot Kampala. Met wat moeite komen we er toch nog toe om vertrokken te geraken voor een rondrit door Rwanda. We tanken nog eens vol met de in verhouding ongelooflijk dure Rwandese diesel en rijden naar Butare, een stadje in het zuiden van het land, niet ver van de Burundese grens. De kant langs waar we nu Kigali verlaten ziet er al heel anders uit. De wijken, hoog tegen de heuvels op gebouwd, zijn heel wat armer. De rit die daarop volgt is overrompelend mooi, duidelijk het land van de duizend heuvels. De weg kronkelt door het landschap en leidt ons langs prachtige vergezichten. Hier en daar komen we voorbij een gebouw waarrond paarse en witte vlaggen zijn gedrapeerd. Paars is hier de kleur van de dood, het zijn gebouwen gerelateerd met de genocide. In scherpe tegenstelling tot de andere landen waar we door zijn gereden zijn de daken van de huizen hier niet gemaakt met alomtegenwoordige lelijke metalen golfplaten maar met de spaans getinte halfronde dakpannen. En de uitzichten hebben, mede daardoor, soms een warm gezellig zuid-frans-spaans voorkomen. We doen in Butare nog eens wat muzeumcultuur op, tegen onze verwachtingen in een zeer mooi uitgebouwd en interessant muzeum over Rwanda.

Zondag rijden we naar het westen, hoger en hoger door de bergen en door het Nyungwe reservaat, richting Kivu-meer. Schitterende uitzichten over de mistige bossen. In het Nyungwe reservaat passeren we een vrachtwagen die zijn hele achteras is verloren. Die ligt nog steeds een tiental meter verder, de chauffeurs zijn bezig het geheel te repareren. Wat we gemist hebben de eerste avond in Rwanda door in het donker naar Kigali te rijden halen we nu in. Met volle teugen genieten we van de landschappen, de akkertjes op hellingen zo steil dat je er niet zou willen struikelen, de kleine verspreide dorpen met hun kerken, de regenwouden op de hoge vulkanische bergen, de uitgestrekte theevelden, de ondertussen saaie eucalyptusplantages. De afgronden langs de weg zijn soms zo steil maar vooral zo diep dat we honderden keren zouden rondtollen eer we beneden in de vallei zouden terecht komen, moesten we een bocht missen. Neen moeders, het komt in orde, we doen geen domme dingen. Axel mist zijn Sissi in deze omgeving. We lunchen in Kamembe op de grens met Congo, waar naar Jans verhalen de smokkelaars over de rivier zwemmen. Een van de weinige grenssteden die er niet uitzien als een grensstad, voor de kleine impressie die we ervan hebben.

We verlaten de tot nu toe zeer goede asfaltwegen en rijden via een zich langs de oevers van het meer slingerende grindweg richting Kibuye. Opeens begint Thor zijn kracht te verliezen. Langzaamaan en met tussenpozen. En opeens, halverwege de afstand die we moeten afleggen op de hobbelige grindweg, geraakt hij de berg niet meer op. Hij is nooit een goede klimmer geweest, maar hij geraakte wel overal zonder problemen boven. We openen de moterkap, maar geen van ons drieën kent er iets van. Ook Axel, die toch net iets meer ervaring heeft en ook een Defender heeft gehad, kan er niet beter aan uit. We proberen het nog eens en hij doet het terug. Maar even later stokt hij weer. De cyclus gaat voort en gradueel wordt het erger en erger. Het is een groot geluk dat we, voor we in Kigali vertrokken, ondanks onze kater toch nog de moed hebben gevonden om wat bier in te slaan. Elke keer dat we Thor even laten rusten kunnen wij een pintje drinken. Als we rijden kunnen we de opdringerig bedelende kinderen niet meer ontvluchten, ze wandelen sneller dan Thor. Nu en dan springen er een paar op het kleine opstapje achteraan en op de ladder of gaan ze aan het reservewiel hangen. Groot jolijt met de muzungu. In de tegenrichting passeren enkele auto's, maar geen in onze richting. De avond valt en de magische zonsondergang boven het Kivumeer is fantastisch, ver weg van de wereld. We besluiten verder te blijven proberen en het tot Kibuye te rekken. Hier kunnen we toch niks doen, en hier kamp opslaan is slechts uitstel van executie. Morgen zouden we dan toch verder moeten proberen geraken. Er zijn hier ook geen twee vlakke vierkante meter te vinden.

In het schemerdonker komen we in een dorpje. We geven Thor een langere pauze. Axel koopt wat nootjes. Thor wordt weer omsingeld. Een vrouw die eerst zeer vriendelijk was wordt zeer boos als Axel slechts de helft van zijn zakje pinda's geeft in plaats van het hele zakje. De nootjes vliegen in het rond, met veel getier en scene. Eeen zeer zatte kerel komt verhaal halen. We hebben nog minder zin om hier te blijven overnachten. De omgeving in Rwanda is ongeëvenaard, maar de mensen komen toch agressiever over en zijn minder vriendelijk dan we tot nu toe hebben gekend. Er komt toch een vrachtwagen langs in de juiste richting, die ons de berg op trekt. Bergaf kunnen we dan weer wat afstand afleggen. We sukkelen voort en net als ik op het opstapje naast de bestuurdersdeur sta, mezelf vasthoudend aan het roofrack, doet Thor nog een beetje moeite. En in plaats van vijftig tot honderd meter halen we een tiental kilometer in een keer. We doen een weddenschap over wat het probleem zou kunnen zijn. Axel denkt de turbo, ik denk de dieselfilter, Sam gaat voor ... ik ben het vergeten. Tegen half elf bereiken we Kibuye. Geen eten meer te vinden en zonder naar bed. We hebben nog aan iemand gevraagd of hij geen automechanieker kent en we spreken morgenvroeg met hem af. Het kon erger, nog een geluk dat we onze achteras niet verloren hebben.

Kassim, die jongen van gisterenavond, staat 's morgens aan het hotel. Hij regelt een mechanieker voor ons. Die denkt dat het een probleem is met de dieselleidingen. Hij stelt voor om de leidingen te kuisen en eventueel de filter te vervangen, voor een 15-tal dollar. Het zou wel kunnen, je weet nooit wat voor diesel ze Thor hier schenken. Maar de diesel in de tank is schoon, niets in te vinden. Als de Salomon, de mechanieker, de tank opent loopt de diesel langs zijn arm tot onder zijn oksels. Hij mag het hebben. Ook de leidingen en de filter lijken in orde. Er is enkel wat vuil te vinden in de bezinker, maar dat kan niet echt de oorzaak zijn. Na de schoonmaakoperatie starten we terug en het lijkt goed te gaan, tot Thor even later terug begint te sputteren.

Het hotel waar we in verblijven zit ook in de koffieindustrie en langs het hotel hebben ze een parking waar ze aan hun vrachtwagens werken. Onze mechanieker heeft nog voor hen gewerkt en zijn vroegere collega's komen zich moeien in ons probleem. Ze nemen de dieselpomp eraf en vinden daar een mogelijke oorzaak. Ze proberen die uiteen te halen maar het lukt niet, dus slijpen ze er een stuk af. Langs het gat kunnen ze bij de oorzaak van het probleem, er is inderdaad iets afgebroken. Al vraag ik mij af of het al stuk was of dat het gebroken is door hun hardhandige manier om de pomp uiteen te proberen halen. Ze solderen het kapotte stuk vast en met kneedbaar metaal repareren ze de buitenkant. Het wordt terug gemonteerd, en net zoals de vorige keer is de laatste stap het volzuigen van de leidingen met diesel. Respect voor die mannen, ik zou er niet aan willen beginnen.

Weer een golf van hoop als de motor begint te draaien en het probleem lijkt opgelost te zijn. Helaas is ook deze keer Thor niet helemaal genezen. De pomp houdt het waarschijnlijk niet. Een andere pomp is hier niet te vinden, zegt Salomon. Het wordt later in de namiddag en Axel moet morgenvroeg tegen half zeven in Ruhengeri zijn, in het noorden van Rwanda, voor zijn uitstapje met de gorilla's. Het wordt krap. Hij organiseert een bus naar Kigali en Jan helpt hem om vervoer te vinden van Kigali naar Ruhengeri. Het wordt een auto huren om onooglijk vroeg in de ochtend naar daar te trekken. Even later besluiten ook wij om mee naar Kigali te gaan en daar op zoek te gaan naar een nieuwe dieselpomp, en dan terug te komen. Beiden, want geen van ons twee heeft zin om hier alleen achter te blijven. Een gezellig stadje wel, ergens, maar toch... Redelijk snel na deze beslissing vertrekken we holderdebolder, de moterkap nog open, vertrouwend op Kassim om een oogje op de mechaniekers te houden die nog proberen om de dieselpomp terug los te krijgen. Kassim is de hele dag wel ergens in de buurt gebleven, heeft voor ons vertaald en heeft vanalles voor ons geregeld. Bijeengepakt in het minibusje reizen we door de bergen en leren we Thor weer ten volle te appreciëren. Jan vangt ons weeral op.

Ook de volgende dag rijdt Jan met ons door Kigali op zoek naar een dieselpomp. Het lukt niet direct. We gaan langs verschillende garages en handelaars in wisselstukken. Ik ga nog even alleen op zoek, met een mototaxi en kom op een stuk dat er wel op lijkt... Jan spreekt zijn contacten aan en via via komen we aan een pomp, die er ook op lijkt... Ik neem ze allebei mee. Ik kan niet direct de bus nemen, we gaan nog iets eten en ik koop een humo voor onderweg ?. Ik had mij opgeofferd om naar Kibuye terug te reizen, zodat Sam nog wat regelingen kan treffen voor de carnet en in de hoop dat ik 's avonds terug zal zijn om de receptie te kunnen bijwonen van de ambassade, in het hotel ‘Les Milles Collines', voor onze nationale feestdag. Maar het zal nipt worden. Ik kom pas terug in Kibuye aan als het al bijna donker is. Kassim staat mij al op te wachten aan het busstation. Het duurt nog even voor Salomon er ook is. Bij de zonsondergang tot in het volle donker werken we nog aan de auto. Ze zuigen de diesel weer door de leidingen, ik geef hen een pintje om door te spoelen. Maar het lukt nog steeds niet. We krijgen geen druk op de leidingen en nu lijkt ook nog de bezinker te lekken. Gisteren leken de mannen niet van ophouden te weten, maar vandaag geven ze het op. Morgenvroeg spreken we af om zes uur. Vloekend om het gemis van een koele donkere Leffe die in Kigali staat te lonken op de receptie check ik terug in in het hotel. Kassim stelde eerst voor om bij hem te komen slapen, maar ik wilde hem niet te veel tot last zijn. Hij helpt mij weer bij de onderhandelingen en ik verkrijg een schitterende prijs. Wanneer ik hem vraag waar ik iets te eten kan vinden stelt hij voor om bij hem te blijven eten. Daar ga ik wel met veel plezier op in. Het duurt nog even eer hij mij terug komt halen aan het hotel, maar hij schotelt mij een simpele maar heerlijke maaltijd voor. Het is al laat als ik eindelijk in bed geraak, en de wekker staat weer vroeg.

Het wordt zeven uur eer Salomon er is. Kassim is er al vroeger. Een van de overloopdarmpjes blijkt ook helemaal gescheurd te zijn, het rubber verduurd, en dat was waarschijnlijk al even belangrijk als de pomp zelf. Maar tegen de middag is Thor weer helemaal in orde. Bushmechanic-gewijs helemaal opgelapt. Tijdens een testrit lijkt Thor volledig in zijn element. Een lange discussie over de opeens zeer hoge prijs die Salomon wil weerhoudt mij er nog van direct naar Kigali te vertrekken. Ik heb niet eens het geld dat hij vraagt. En weer helpt Kassim in de discussie. Hij krijgt het als vertaler zelfs hard te verduren. Kassim is duidelijk een van de uitzonderingen toen ik het had over de vriendelijkheid van de Rwandezen. Ik kan hem niet eens veel geven. Ik geef hem nog het laatste bier dat ik heb, één flesje, onze oude reserveband die we nog hadden liggen op het dak, en het laatste geld dat ik heb. Op duizend Rwandese frank na, een tweetal dollar. Want de diesel die nog in de tank zit zal maar nipt genoeg zijn om Kigali te halen.

Weer een schitterende rit door de bergen. Zonder Jenny, die zit in Sam zijn zak in Kigali. Maar het gaat vlot, op het voorbijsteken na. Wat nochtans nodig is, met de slakkengang van de vrachtwagens die stuk voor stuk donkere zwarte wolken over de weg blazen. Een co-piloot is toch gemakkelijk om uit te kijken of de kust wel vrij is voor een inhaalmanoeuvre.

Het is misschien een beetje te veel geweest de laatste dagen. Ik word 's avonds wat ziek en lig de hele nacht te vechten tegen de krampen, diarree en kotsneigingen. Maar jah, het zal waarschijnlijk wel normaal zijn om eens ziek te worden tijdens zes maanden Afrika.

Donderdag 23 juli trekken we naar Uganda. Het wordt nog een prachtige laatste rit door het noorden van Rwanda, met zicht op de vulkanen op de grens met Congo. Het is in Rwanda niet helemaal de route geworden die we gepland hadden, maar we hebben er ook niet al te veel tijd aan verloren. Allemaal deel van het avontuur zeker?

Afrika voor beginners

Malawi laten we met spijt in het hart achter ons. Enkel en alleen positieve ervaringen gehad maar het is tijd voor een nieuw avontuur. Aan de grens met Tanzania komen we nog enkele andere overlanders tegen. Henri en Marie, een Frans-Canadees koppel, die in januari vanuit Frankrijk zijn vertrokken, via het westen naar beneden getrokken en nu op de terugweg via dezelfde route als ons. Ook Axel lijken we niet echt kwijt te kunnen spelen. Met zijn allen steken we de grens met Tanzania over.

'Tanzania is Afrika voor beginners' weet de Lonely Planet ons te zeggen. We zijn nog maar net de grens over of ik maak reeds de eerste beginnersfout. Geld proberen te wisselen aan de grens. We hadden nog wat Malawi Kwatcha over die ik tegen een goed tarief in US dollars wenste te wisselen. Na heel wat geharrewar en omringd door een 15-tal louche types is er toch eentje in geslaagd om de helft van onze kwatchas te ontvreemden. Na een korte achtervolging slaag ik er toch in de dief te klissen in één van de achterstraatjes van het grensdorp. Met bibberende handjes krijg ik mijn geld terug. Mzungus (zoals ze ons blanken noemen) boezemen blijkbaar toch nog wat angst in bij de afrikaanse bevolking. Eerste ervaring met Tanzania kunnen we niet echt een succes noemen.

Soit, deze ervaring achterwege gelaten trekken we met zijn allen op pad. In Mbeya besluiten we de nacht door te brengen. Op zich niet zo'n heel aantrekkelijke stad al ligt het wel temidden van een prachtig gebergte. Mooie omgeving...

Daags daarop vervolgen we onze weg naar Dar Es Salaam. Op weg naar Iringa pikken we nog maar eens een lifter op die ons, eens aangekomen, rondleidt in Iringa. Een zeer gezellige stad gelegen op een heuvel. We doen hier onze inkopen voor het avondmaal. We vragen waar we kip kunnen kopen en worden ernaartoe geleid. Genoeg keus, alleen zijn deze beestjes toch nog iets te actief naar mijn goesting. Heb niet veel zin om nog eerst het beestje te doden, pluimen en schoonmaken. Al is het wel vers op die manier. Hmmm, misschien volgende keer. We slaan kamp op net buiten Iringa. We bereiden een poikiekos (zuidafrikaans stoofpotje op een houtvuur) en brengen de avond door aan het kampvuur.

De volgende dag spreken we (Axel, Henri en Marie en wij) af elkaar opnieuw te ontmoeten in Morogoro, net voor Dar. Wij doen eerst nog wat inkopen in Iringa voor het avondmaal (enkele wortelen en een bak bier) en besluiten de achtervolging in te zetten. Spijtig genoeg besluiten ze net een deel van de rotswand, langs de enige weg uit Iringa, op te blazen en zitten we nog een tweetal uur vast. Nu ja, afrikaans geduld... Op weg naar Morogoro passeren we nog door Mikumi, een nationaal park, waar we worden aangestaard door impalas, giraffen, zebras en olifanten. Het blijft leuk, die beestenboel.
Aangekomen besluiten we eens een hotelkamer te nemen in plaats van te kamperen in onze daktent. Axel kijkt ons vragend aan en besluit ons huisje boven op de Landrover te gebruiken als overnachting. Bijgevolg hebben ik en Toon beiden en volledig tweepersoonsbed om in te slapen. Een hele verademing na een 2-tal maanden slecht 60 centimeter breedte de man te hebben.

Meters verwijderd van Toon wordt ik wakker en rest er ons nog slechts een korte rit naar Dar. Wat zo zou zijn, moest het verkeer niet volledig vast zitten. Toon, die met de motor onderweg is en over de GPS beschikt, zou ons erdoor moeten leiden. We besluiten toch een alternatieve route te nemen en komen elkaar tegen aan de ferry. Een kort tripje over de baai brengt ons naar Mikadi Beach, een zeer toeristich plaatsje met witte zandstranden. Een middagje luieren in de afrikaanse zon. Niet slecht: zon, zee en strand...

Tijd om Thor eens een grondig onderhoud te geven. We vinden Eckhardt, een Duitse garagist ten noorden van Dar, die zich zal ontfermen over Thor terwijl wij de toerist gaan uithangen op Zanzibar. Omwille van de ruwe zee bereiken we Stone Town pas laat in de avond. Na een lange zoektocht naar een slaapplaats besluiten we in een chique hotel de nacht door te brengen. Wat decadentie af en toe kan geen kwaad denk ik dan. Alvorens de slaap te vatten is het toch nog eerst tijd om een stapje in de wereld van Zanzibar te zetten. Het is uiteindelijk ook weekend. Na enige pintjes op het strand met wat moslims (ze hanteren hier een aangepaste versie van Islam) belanden we in het oude fort van Zanzibar, waar een reggae festival aan de gang is. Schitterende locatie en uitermate goede sfeer. Op een heleboel rastas na lopen er ook heel wat Masai rond. Naast mij staat er een jonge Masai vrouw, in gekende stijl, op en neer te springen op de deunen van Bob Marley. Bijzonder geestig... Na het festival besluiten we nog 'ne laatste' te gaan drinken in een nachtclub. Zo'n bende Mzungus trekt behoorlijk wat aandacht bij de vrouwen van lichte zeden. Ik en Toon besluiten 'dat het wel goed is geweest' en laten Axel achter. Een peperdure hotelkamer en slecht 6 uren nachtrust over. Hier hebben we niet goed over nagedacht...

De volgende ochtend begint wat mistig in ons hoofd, maar we slagen er toch in op tijd uit te checken op zoek naar een hotelletje meer in onze stijl/budget. Even later komen we Axel, al kreunend en steunend tegen. De lokale dames, in samenwerking met wat kerels, hadden blijkbaar gewacht tot ik en Toon vertrokken waren om Axel van zijn 'overbodige' shillings te ontdoen. Zijn portefeuille en papieren heeft hij dan toch nog teruggekregen. Al zijn geld kwijtgespeeld aan een hoer en nog niet eens een ‘blaaswerkie' in ruil. 'Niet goed bezig, Axel'. En een bron van inspiratie om hem hier zeker nog een dikke maand mee uit te lachen. Soit, op verkenningstocht door Stone Town. De hoofdstad van Zanzibar is Unesco wereld erfgoed en terecht!!! Een labyrinth van smalle straatjes met oude huizen opgebouwd uit steen en leem (vandaar de naam :-~). Deed me veel denken aan Palma de Mallorca, maar dan wel iets minder afgewerkt. Na een eerste poging op basis van Toon's orientatiegevoel besluiten we toch iemand aan te spreken om ons door de stad te gidsen. Een interessante tocht gekenmerkt door de slavenhandel die zich hier vroeger afspeelde. We trekken naar de kruidenmarkt, waar Zanzibar als kruideneiland wel voor bekend staat. De voorverpakte kruidenzakjes in grootwarenhuisstijl is wel niet echt wat ik ervan verwacht had.
Om ons te bedanken hem reeds een tweetal weken rondom ons te tolereren (en alsook zijn bagage mee te zeulen) trakteert Axel ons op een 3 gangen menu. Voorgerechtje, hoofdschotel, een flesje wijn, desertje en een waterpijp. Heerlijk!!! Voor Toon en Axel zit het erop voor de avond. Ik trek er nog even op mijn eentje op uit, maar ook ik wordt al snel door moeheid geslagen. De tocht naar de kamer duurt iets langer als verwacht. Na een twintigtal minuten hopeloos verloren te lopen in het doolhof van straatjes, kom ik toch nog iemand tegen die mij de weg weet te wijzen. Uitgeput plof ik neer op bed en val onmiddellijk in slaap.

Volgende dag trekken we naar het noorden van Zanzibar om wat strand op te zoeken. Aangezien wij niet echt als beach boys gekend staan, levert deze trip ook niet echt veel op. Een strand zoals je overal te wereld tegenkomt (misschien toch wel iets gezelliger als Blankenberge, maar toch). De finale van Wimbledon brengt ons wat vertier al lijkt er geen eind te komen aan de match. Federer wint, uiteindelijk....

Terwijl Toon naar het oosten van het eiland is trek ik met Axel op ons dooie gemak terug naar Stone Town op weg naar de ferry die ons terugbrengt naar het vaste land. De zee is nog steeds even wild als op de heenweg, maar deze keer houdt de kapitein er weing rekening mee. Gevolg, een boot vol kreunende mensen en gevulde kotszakjes. Eens aangekomen, staan 2 clubgenoten van de rugby, Bifi en Michel, mij op te wachten vergezeld van een derde: Anthony. Zij brengen een maandje door op Tanzania en aangezien onze wegen zich toevallig kruisten een ideale moment om eens bij te praten.
's Anderendaags trekken we met zijn allen naar Mikadi Beach voor alweer een dagje zon, zee en strand. Toon en Axel zijn op weg naar Eckhart, onze duitse garagist. Slechts 's avonds laat keren ze terug, zonder Thor ?. Er was nog een beetje werk aan de auto, Deutsche Grundlichheit veronderstel ik...
De volgende dag wacht Eckhart ons op met de Landy. Hij blijkt goed en noodzakelijk werk geleverd te hebben. Vooral de dieseltank, die een 2 tal liter per dag lekte, bleek dringend aan herstelling toe. Het was maar een kwestie van tijd voor het ding het volledig ging begeven. Na nog een set nieuwe banden gekocht te hebben laten we Dar achter ons.

Wij vervolgen ons pad noordwaarts en trekken door de bergen. We houden halt in Lusotho, een bergdorpje in het Usambarra gebergte. Na een 2 tal maand in de auto zitten lijkt een trektocht ons geen slecht idee. We nemen een gids een trekken het regenwoud (met jawel onze eerste regen) in. Zeer interessante flora met een heleboel zwart-witte colubus apen die de plaatselijke fauna vertegenwoordigen. Diezelfde avond komt Toon nog een oud professor van hem tegen. De wereld is klein, zoals ze zeggen...

We trekken verder noordwaarts richting Moshi, de stad die dient als startpunt voor de klim naar Kilimanjaro. Volgens onze bescheiden mening lijkt de Kilimanjaro toch beter van beneden uit te bewonderen en doen en toereke rond de Kilimanjaro met de auto. Een zeer indrukwekkende rit (als was de Kili in de wolken gehuld), die start door een tropisch regenwoud, gevolgd door een streek waar veel aan bosbouw gedaan wordt. Eens de vegetatie verdwijnt komen we het ene Masai dorp na het andere tegen. Deze minder toeristische weg, doet ons weer een hele dag handjes zwaaien naar de lokale mensen hier. We besluiten de dag in Arusha, aan de voet van Mount Meru.

Ondertussen is Axel naar Nairobi vertrokken en sta ik er met Toon alleen voor. We laten Ngorongoro en Serengiti links van ons liggen (omwille van 400 USD per dag, per persoon) en nemen een alternatieve route rond deze parken naar het westen. De eerste honderden kilometers gaan zeer moeizaam vooruit vanwege de slechte wegen, maar we geraken erdoor. Het enige nationaal park in Tanzania dat in ons budget leek te liggen (Rubondo Island), wordt omwille van ridicule prijzen toch ook geskipt en we trekken door naar de grens van Rwanda. Na wat strubelligen over visas en dergelijke switchen we van de linkerkant van de weg naar de rechtkant en vervolgen ons pad, vergezeld van pastoor John. Maar dit is voor later...

Tot rust in Malawi

Maandag 15 juli, lang geleden ondertussen,zijn we dus van Mfuwe, Zambia,naar Lilongwe, Malawigetrokken, mooie rit, rustige, vlotte grensovergang. Maandag moest ook het formulier van de bank in Jo'burg aankomen. Aangezien het dinsdag een nationale feestdag is in Zuid-Afrika kunnen we ook dinsdag nog niks doen voor de carnet. Dinsdagochtend verlaten we Lilongwe voor een toertje naar het zuiden van het land. Het zal toch nog een week duren vooraleer de carnet in Lilongwe kan zijn.

's Avonds komen we net voor zonsondergang aan in Cape McClear, aan de zuidelijk oevers van het Lake Malawi. We kunnen nog net genieten van een ongelooflijk mooie zonsondergang over het meer. Dit is, door de orientatie, ongeveer de enige plaats in Malawi waar je de zonsondergang boven het meer kan zien. Kleine stranden omgeven door bergen. Een paar eilandjes in het meer, vlak voor de kust. Een idyllisch vissersdorpje, mooie beelden.

Volgende dag, dinsdag, blijven we nog een dagje rustig rondhangen. We lezen wat, regelmatig gestoord door de beachboys die onder het mom van een vriendelijk gesprekje je vanalles proberen te verkopen. Ze zijn gewoon met teveel. We leren er de Zuid-Afrikanen Peter en zijn vrouw Dalene kennen en twee Amerikanen. Het is nieuwe maan en de nacht is donker, een fantastische sterrenhemel. Ongehoord zo veel, en af en toe valt er eentje naar benee.

De carnet blijkt stilaan een fiasco te worden. Uiteindelijk kunnen we tóch niet met een Belgische bank werken en moeten we een link leggen met een Zuid-Afrikaanse. Aan de telefoon zei die kerel van die Zuid-Afrikaanse bank wel dat het allemaal vlot en via e-mail en fax moet kunnen werken.

In het dorp kopen we een ‘Chibuku', ook wel gekend als ‘Shake-Shake', het lokale bier. Het is gemaakt van sorghum en mais en wordt verkocht in kartonnen dozen van een liter. Het bier gist voort in de doos, en de meer getrainde drinkers kunnen dan kiezen hoe oud het bier is. Het is een melkwit godslasterend degoutant goedje. De brokken graan drijven er nog in rond, vandaar de tweede naam. Het proeft zurig en ranzig en kleeft aan je tanden. En al bij al heeft het niet veel met bier te maken. Potentieel voor Inbev?

Ook donderdag geraken we niet vertrokken. Wij kijken naar de amerikanen, zij naar ons. Weer een fantastische sunset bij een stukje cake die Peter ons aanbiedt.

Vrijdag rijden we dan toch naar Lilongwe. Tegen de middag zijn we daar. Axel, een Duitser die in Zuid-Afrika woont, is nog steeds daar. Hij wacht op een wisselstuk voor zijn moto, een KPM990 en Sissi genaamd, waarmee hij naar Duitsland rijdt. 's Avonds laat wordt het stuk eindelijk geleverd. We lopen nog wat rond in de stad, geld afhalen, inkopen doen, marktje bezoeken. Een speciale stad, heuvelachtig, druk maar niet overdreven, en redelijk uitgestrekt en open. Er stroomt een riviertje door en op de oevers liggen wat velden met mais, cassave, bonen,... In het midden van de hoofdstad. We passeren op aanraden van enkele mensen langs een apotheek om medicatie tegen Bilharzia te kopen. Dat blijkt hier en daar in het meer te zitten en aangezien niet in het meer plonsen geen optie is kunnen we ons maar beter voorzien.

Zaterdag rijden we naar Nkhata Bay, een stadje aan de rand van het meer, een stukje naar het noorden. Onderweg vragen we voor de lol eens aan Jenny hoe lang het nog rijden is naar Leuven. Iets meer dan 12000 km. Maar het is duidelijk dat ze al lang geen kranten meer gelezen heeft. Ze stuurt ons door oost Congo, via Chad en Algerije, waar we de boot dan naar Monaco moeten nemen. Onderweg rijden we door uitgestrekte bosbouwplantages met eucalyptus en dennen. Fietsers op de weg hebben tot twee meter hoge torens brandhout op hun bagagerek gestapeld. Sommige stukken lijken, ook qua landschap, als een bos in de Ardennen. Op andere plekken waan ik mij terug in mijn studiegebied in Tzaneen. Het laatste stuk door de bergen naar beneden naar het meer is zeer mooi, met schitterende vergezichten en een mooi landschap. Met vele rubberplantages.

In Nkhata Bay pikken we nog snel een rugbymatch mee. De eerste van drie testmatchen die de Lions tegen de Springboks spelen, de nationale ploeg van Zuid-Afrika. Met de nationale ploeg hebben de Lions al wat meer last en ze verliezen de spannende match. We zetten kamp op voor twee dagen in Mayoke village. En al vanaf zondagavond beweren we elke avond dat we de volgende dag gaan vertrekken, om dan enkele uren later toch maar te beslissen dat we nog wel wat tijd hebben en nog even in het paradijs blijven plakken. Zondag beklim ik de berg om iets te gaan halen in de auto en besluit nog een klein toertje te doen, eens om de bocht te gaan kijken. Ineens zie ik iets uit mijn ooghoek bewegen en val bijna letterlijk over een slangetje, dat opgericht en met zijn bek open naar mij staat te dreigen. Slangenliefhebber als ik ben schiet ik van het verschieten een meter omhoog en een paar vooruit. Blijkt dat ik het beestje gestoord heb in zijn jacht op een cameleon. Nadat ik ben weggesprongen hervat hij zijn jacht. Valt de cameleon een paar keer aan en sleurt hem een eindje mee een boom in. Het lome groene slachtoffer is weerloos en mateloos veel te traag om zich te kunnen verdedigen of te vluchten, misschien al deels door het slangengif. Nog voor hij helemaal dood is trekt de slang terug naar de grond en begint de cameleon al binnen te werken. Ik bestudeer het spektakel dat anderhalf uur blijkt te duren. Maar op een plaats als deze waar de tijd stil blijft staan, ver weg van de wereld waar de klok de scepter zwaait, heb ik wel even.

Maandag gaan we de stad in, mailtje sturen naar de bank met de vraag of ze dan via de Zuid-Afrikaanse bank onze waarborg in orde kunnen brengen. En we kopen een bak bier, die ik op zijn afrikaans op mijn hoofd mee naar huis draag. Alleen vrouwen doen dat eigenlijk, wat een deel van de aandacht verklaart die ik krijg. Een ander deel van de aandacht komt doordat ik mijn tshirt heb opgerold om tussen mijn hoofd en de bak te steken, en met je blote buik door Malawi lopen is not done.

Dinsdag neemt de lodge iedereen mee op een toertje met de boot. Het snorkelen is fantastisch. Er zijn geen koralen of planten in het water, maar wel enorm veel vissen. In alle kleuren van de regenboog. En het water is zo helder en diep dat je er bijna hoogtevrees van zou krijgen als je zo hoog boven de rotsen zweeft en langs de kliffen diep in het water kijkt. De steile oevers van het meer zijn leuk om van af te springen. Onderweg komt een visarend de vis oppikken die de stuurman als aas heeft uitgegooid. Vlak nast de boot. Op een strandje spelen we met de bende en de lokale kinderen een beetje beachvolleybal en beachvoetbal.

We hebben zo stilaan een beetje een groep gevormd met Ben en Lorna uit Londen, Khweama uit Malawi/Engeland, Rob uit Nederland, Helle en Charlotte uit Noorwegen en Stefany uit Ierland. Woensdag nemen we een boot van de lodge in beslag en gaan met een aantal mensen van die groep nog een toertje doen. Snorkelen eigenlijk. Hilarisch hoeveel moeite we hebben met het bootje. Zo vinden ook twee zwarten die op een kano zitten te peddelen en van plezier van hun boot tuimelen. En we gaan eens horen wat de condities zijn voor een tweedaagse kanotrip op het meer. We twijfelen, maar onder luid protest van onze scheepsmaten besluiten we toch maar niet mee te gaan. Het wordt eens tijd om door te trekken. Schitterend tripje, en bij de ondergaande zon varen we onze baai binnen. Bij wat gezelschapsspelletjes 's avonds blijft iedereen proberen om ons toch nog mee te krijgen voor de kanotrip.

Woensdagavond blijven we vastbesloten en donderdagochtend vertrekken we tegen ieders verwachtingen in daadwerkelijk richting Nyika-plateau.

Op de weg naar Mzuzu komt Axel ons voorbijgereden. Hij had gedreigd om als hij ons passeerde te proberen een van onze vlagjes te stelen en dan met een wheelie weg te racen. In Mzuzu zelf is hij snel overhaald om mee te komen naar het Nyika-plateau. Hij weet ons ook te vertellen dat Peter en Dalene ook die richting uitgingen toen ze uit Cape McClear vertrokken. Wij doen wat inkopen voor hem en spreken af op het plateau. Aan de ingang van het park vragen we aan de bewakers of hij al gepasseerd is, en uit eigen beweging vertelt de bewaker dat Peter ook net is voorbijgekomen:). Langs de weg door het park staan twee lifters, we nemen ze mee, kippen incluis. Voor de kippen is er plaats sinds we vandaag de dieselemmer verloren hebben. Die moet door het geschommel op de wegen ergens van het dak afgeschud zijn. Axel, Peter en Dalene hebben al kamp opgezet als wij op de camping aankomen. Met een weids uitzicht over de glooiende grasvlakten en een gezellig kampvuur valt de nacht. Een verschrikkelijk koude nacht. Maar goed dat we een daktent hebben, en een met dikke buitenzeilen.

De volgende dag verkennen we het plateau. Het zou perfect ergens in Europa kunnen liggen met de naaldboomplantages en de glooiende hellingen. Het wordt vergeleken met de Schotse Highlands. Alleen de dieren zouden er niet passen, de roan antelopes, de zebra's, de bushbucks.

We spenderen een beetje minder tijd dan verwacht op het plateau en al de volgende dag nemen we voorgoed afscheid van Peter en Dalene en vertrekken we van Chelimba naar Livingstonia, een oude missiepost in de bergen tussen het plateau en het meer. In plaats van de hoofdweg naar beneden te nemen, kiezen we voor een meer avontuurlijke weg. We weten er niets van, en hebben het bestaan ervan ontdekt op een kaartje dat we van de receptie hadden mogen lenen. We dalen af langs niet meer dan een spoor, met af en toe een brugje over een beek, door het hoge gras, tussen de struiken, wat later door de bossen, langs steile afdalingen, rond de bergen. Uitzichten om handen en vingers bij af te likken en langs de weg staan er meer kleurrijke en welriekende bloemen dan we in totaal al zijn tegen gekomen in Afrika. In Rumphi, niet ver buiten de grenzen van het park doen we nog enkele inkopen. Axel haalt ons daar in.

Axel ruilt een plaats in Thor voor zijn Sissi en ik rij met zijn moto verder naar Livingstonia. Net na Rumphi nemen we een afslag weg van het asfalt en rijden we een zandweg in, we nemen een binnenweg. Een fantastisch mooie route, door de heuvels en de bergen, met links van ons in de wolken het plateau waar we net van zijn afgedaald. Een moto op zo een weg vergt behoorlijk wat concentratie. Door het zand en de stenen glijden de wielen naar alle kanten. Ook fysiek is het zwaar om het ding in de hand te houden, een enkele keer moet ik de sneller dan voorzien naderende grond van mij afstampen. Er zit wat meer kracht en gewicht achter dan ik gewoon ben. Na iets meer dan een uur heb ik al nood aan een pauze en rij de oprit in van een overheidscentrum voor landbouw. Met de idee van een gesprekje te kunnen aanknopen met iemand van het centrum, gewoon om eens te weten waar ze zoal mee bezig zijn, loop ik naar de gebouwen en zie dat de centrale zaal vol mensen zit. Ik hoop ze niet gestoord te hebben, maar even later komt de supervisor naar buiten. Hij stelt zich voor en nodigt mij uit om de vergadering, die voor mij wordt stilgelegd, te komen ‘begroeten'. De hoofdmannen van de dorpen uit de regio verdedigen net hun verhaal tegenover de ambtenaren. Ik moet vertellen over onze plannen. Zelf word ik er niet veel wijzer uit maar ze wensen mij allen een goede reis verder en zijn vereerd met mijn bezoek. Af en toe stop ik eens een minuutje, om ook eens van het uitzicht te genieten, eens te kijken wat ze hier allemaal kweken, en hoe de velden er bij liggen. Volgend Urbanus' definitie van biologisch tuinieren; alles door elkaar, de patatten tussen de koffie, eucalyptusbomen, cassave, papaya's, ananassen, naaldbomen en bananen, hier en daar wat katoen en thee. De uitzichten en de omgeving zijn zoals ik mij Afrika voorstelde.

De kippen op en langs de weg blijven heel lang zitten als je aan komt gereden en wanneer je ze dan passeert panikeren ze volledig en vliegen ze alle kanten op, ook de kant die naar het voorwiel leidt. Maar nog steeds geen roadkill, ik heb ze tot nu toe allemaal kunnen ontwijken. In plaats van aan de kant te gaan, zoals ze doen als ze Thor zien aankomen, blijft iedereen stilstaan en staart. Bij de volgende pauze, met uitzicht over een vallei, komen er wat kinderen kijken naar de grote lawaaierige machine. Richard is een van hen en hij vertelt wat hij en zijn familie allemaal verbouwen. Uitkijkend over de vallei wijst hij de verschillende velden aan. Zijn cassavevelden die klaar liggen om beplant te worden, de bonen, de mais, het stuk bos met eucalyptusbomen waar ze hun brand- en constructiehout uit halen... Hij wil dokter worden en vraagt mij wat hij er voor moet doen. Ik vraag mij af wat voor een soort dokter hij graag zou willen zijn. Ik passeer een vrouw, baby op de ene arm, borst in de andere hand. Naar mij op de moto starend probeert ze op automatische piloot de twee te verenigen. Voor het eerst ervaar ik wat agressie; een groepje kinderen werpt stenen naar mij als ik voorbij kom. Ze waren wel een beetje te laat. Ik begrijp het nog steeds niet. Malawi is een zeer veilig en aangenaam land, met allemaal zeer vriendelijke mensen. Ik heb me hier nergens onveilig gevoeld, ver in tegendeel eigenlijk. Kinderstreken misschien?

We kamperen in een eco-camping, boven op de rand van een afgrond, die uitkijkt over een vallei die uitmondt in het Lake Malawi een vierhonderdtal meter lager.

Na het avondeten val ik aan tafel in slaap. Met de moto door Afrika, plezant ja, maar hoe doe je het in godsnaam? En dit was dan nog een relatief korte rit, en het grootste deel van de bagage hadden we 's morgens al in Thor gestoken.

Zondag maken we een wandeling naar Livingstonia-dorp. We beklimmen de steile hellingen door de velden. Op zich is Livingstonia niet heel interessant. Het is speciaal door zijn europese karakter, de invloed van de missionarisen. We praten wat met een paar studenten van het technisch college die enkele drums herbespannen met geitenhuiden. Op de terugweg nemen we een bende kinderen onder de arm om ons naar de watervallen te leiden, verscholen in de bossen met een prachtig uitzicht over de diepte.

De dag erop vertrekken we richting Tanzania. We rijden een steile bergpas naar beneden vooraleer we op de grote as komen. Beneden ontmoeten we twee Fransen: Henri en Marie. Zij zijn ook onderweg naar Europa, ook met een defender. Met zijn vijven staan we er sterker voor om de grens over te steken, Sam noch ik zijn liefhebbers van grenssteden en -overgangen. De Fransen en Axel hebben een carnet, dus zij zijn er snel door. Terwijl Sam de autopapperassen regelt ga ik met de rest onderhandelen voor een verzekering, en vooral hier is het een voordeel om met vijf te zijn. We verkrijgen een zeer goede prijs. Als we onze overschot aan Malawiaanse kwatcha proberen te wisselen gaat het even fout. Veel geldwisselaars rondom ons en een communicatiefout tussen Sam en mij en ineens ontbreken we de helft van onze kwatcha. Sam loopt achter de dief, een zijstraatje in. Hij krijgt hem te pakken en krijgt ook het geld terug. Risicovol, maar het is hem wel gelukt. Het wisselen laten we voor een andere keer, hoewel het een dikke honderd dollar waard is en onze dollars stilaan beginnen op te geraken.

Van hier af weet Jenny de weg niet meer en we gaan Tanzania binnen zonder verdere GPS-kaarten, met enkel onze atlas.

Malawi is een fantastisch land. Het is verrre van een sociaal paradijs, hiv/aids tiert welig, malaria bestaat hier uit de dodelijke, cerebrale variant en verzwakt de bevolking, er zit bilharzia in het meer waar zovele mensen van afhangen... Mensen worden hier niet oud. Langs de weg zien we heel veel mensen, de bevolkingsdichtheid is een van de hoogste van Afrika hebben we ons laten wijsmaken. Overal loopt het vol met kinderen, maar nergens zien we oude mensen. Naar we vernamen ligt de levensverwachting onder de veertig jaar. En vooral de vrouwen moeten hier een hard leven hebben. Mannen steken op het eerste zicht niet veel uit, er wordt veel gedronken. Al het werk, de landbouw inbegrepen, wordt gedaan door de vrouwen. Het land zit vol ontwikkelingsorganisaties en loopt vol met vrijwilligers.

Maar de tijd is er bevroren, landschappen zijn onbeschrijflijk, de mensen meer nog dan elders vriendelijk en behulpzaam, de natuur fantastisch en de aantrekkingskracht van het meer verslavend.

Zambia staat in brand

Zondag 14 juni 2009, tussen de aapjes in Mfuwe, aan de grens van South Luangwa NP, oost Zambia.

Ik heb al even niet geschreven, het is er gewoon niet van gekomen. Er valt nochtans wel wat te vertellen.

Vorige week zaterdag zijn we dan naar de Victoria Falls gaan kijken. En schitterend waren ze inderdaad. Een donderend geraas van de gigantische hoeveelheid water die om en bij de 100m naar beneden valt. De rivier stort zich in een smalle canyon. Nadeel was dat er op deze tijd van het jaar, en met een uitzonderlijk nat jaar achter de rug, heel veel water was. Zodat we de onderkant van de canyon niet konden zien door het opspattende water, dat dan terug op ons neerregende. Voordeel was dat het een bombastisch spektakel was. Prachtige omgeving.

's Avonds zijn we nog iets gaan drinken in een lokale bar in Livingstone. Zeer gezellig, met vele zatte en dansende mensen. Leuke conversaties, een beetje bijgeleerd over het gevoel van de Zambianen.

In plaats van naar het noorden van Zambia te trekken hebben we besloten om de Zambezi een stuk stroomopwaarts te volgen en het westen van Zambia wat te verkennen. Eigenlijk een beetje de verkeerde richting uit, maar ja, zo nauw steekt het nu ook weer niet. Tim, een toerbegeleider die we nog leerden kennen in Livingstone waarschuwde ons voor de barslechte weg en vroeg zich af of we er niet onnodig veel stukken zouden maken. Iemand anders zei dat het wel de moeite zou zijn. Dus zondagochtend vertrokken we dan toch die richting uit. Het eerste stuk van de weg, tot aan de grens met Namibië, viel zeer goed mee. Van daar uit was het inderdaad verschrikkelijk. Stukken diep mul zand en grote putten. De mop dat als je 's nachts twee lichtpuntjes in het licht van je koplampen ziet, op straathoogte, het waarschijnlijk een giraf is in een ‘pothole', was hier wel toepasselijk. Een heuvelachtig landschap met veel bos, doorregen met akkers, hier en daar een dorpje met lemen hutjes en een dorpje met een typische aanblik. Overal langs de kant was de aarde verschroeid door de talrijke vuurtjes die je hier overal ziet. Een groot deel is te verklaren door de vuren die ze aansteken om een stuk bos in wat landbouwgrond om te zetten, à la ‘slash and burn agriculture'. Tussen de asse telen ze dan, vooral, wat mais. 's Avonds hebben we kamp opgezet op een verlaten camping op de oever van de Zambezi, in de buurt van de Ngunye Falls. De rivier heeft hier zeer ruwe hoge rotsachtige oevers met hier en daar een verstopt strandje.

Maandagochtend hebben we die watervallen dan bezocht. Eigenlijk niet heel veel aan, maar wel een prachtige omgeving rond de woeste Zambezi. Gevolgd door nog een stukje verschrikkelijke weg tot aan het veer dat ons terug de Zambezi moest overzetten. Heel veel toeristen komen ze hier blijkbaar niet tegen, ze hadden geen flauw benul van de wisselkoersen. Ze vroegen 20 dollar, of 40000 kwatcha, wat overeenkomt met 8 dollar. Dus om het pont te betalen hebben we dan maar het goedkoopste van de twee gekozen. Ook voor de inkom voor de watervallen hebben we hen zelf moeten zeggen wat de koers is, die is opgelegd in dollars, maar wij wilden betalen in Zambiaanse kwatcha. Voor we het veer opreden waarschuwde er nog iemand dat er wat water aan de overkant was, waar we door zouden moeten rijden. Het zou niet diep zijn en we waren al de tweede dag onderweg, we zouden nu ook niet terugkeren en een paar honderd kilometer rondrijden. Aan de overkant sprongen er een paar mannen mee op de auto om ons mee door het moeras te loodsen. Het was toch iets erger als we verwacht hadden. Als het gelukt is om het filmpje op de site te zetten, zie je het wel. Kruisdiep water en een vettige laag modder op de bodem. Na een hele tijd te voet door het water rondgeploeterd te hebben om de beste richting te bepalen en de diepste gaten te verkennen hebben we het er dan toch maar op gewaagd en Thor het water in geloodst. Hij heeft het zeer goed doorstaan, is in ieder geval niet verdronken. Of toch niet direct dat we weten. Alleen de vlagjes vooraan zijn wat nat geworden en binnenin natuurlijk ook een beetje water dat langs de deuren binnen gesijpeld was. De motor, sja, daar zagen we niets aan, en Thor protesteerde ook verder niet. Toen ik aan een van die mannen vroeg of er hier geen krokodillen zitten zei ie van wel. Misschien was het niet waar, misschien hebben ze ons gelaten wegens dreigende indigestie.

Het stuk weg dat daarna kwam was nog veel erger dan wat we al hadden geweten. Tot Senanga, een twintigtal kilometer verder, moesten we door het moeras. Een gigantische groene vlakte met hier en daar een stroom of een vijver, en veel vogels. Er was ooit een weg aangelegd, verhoogd als op een dijk, en met bruggen over beken en poelen. Maar die weg had wat afgezien van het regenseizoen. Bruggen waren soms deels, soms volledig weggespoeld, de klei aan het oppervlak van de weg was hard geworden nadat die nogal beroerd was geweest toen die nog nat was. Het kwam erop neer dat we steeds een beste route moesten zien te vinden, op en af die dijk, scheef hangend, door de modder, door de putten, door het zand, over de stukjes brug die er nog stonden. Het was zeer vermoeiend, maar zeer plezant om daar door te manoeuvreren.

In Senanga proberen we te tanken. Mislukt, er was geen diesel meer. Waarschijnlijk pas in Mongu. En terwijl we aan het tankstation dan maar bijvullen uit de jerrycans worden we een paar keer gevraagd naar de status van de weg naar het veer. En of het veer al vaart? Blijkbaar zijn er nog niet veel auto's doorgegaan sinds het regenseizoen. Als het water hoger staat vaart het veer rechtstreeks naar Senanga. 's Avonds hebben we in Mongu geslapen, aan de rand van de overstromingsvlakte, net een beetje hoger gelegen. In het regenseizoen zie je de overkant van de Zambezi hier niet.

De volgende dag staan we op in de regen. De mensen hier zijn aan het werk met natte kleren. Zij hadden niet verwacht dat het op deze tijd van het jaar zou regenen, en dan nog zo een stortregen. Ze waren er niet op voorzien toen ze hun huis verlieten en op de bus stonden te wachten. Maar onze eerste regenbui na Zuid-Afrika is maar van korte duur. Laten we hopen dat het hier nog lang bij blijft.

In deze streek woont nog een koning, ik ben zijn naam vergeten. Hij heeft twee paleizen, een in de vlakte, en een wat hogerop. Begeleid met een ceremonie verhuist hij elk jaar op en af, in een traditionele boot. Het is niet duidelijk of hij nog een reëele macht uitoefent, maar hij wordt nog steeds gerespecteerd door de mensen in de streek. Dinsdagochtend hebben we een beetje cultuur opgedaan en zijn we naar een museumpje gaan kijken dat een beeld geeft van het leven van zijn stammen.

Het doel van de dag was ergens te gaan slapen in de buurt van het Kafue NP. Alle campings lagen helaas in het park, waardoor we nog extra, redelijk dure, toegangsprijzen tot het park zouden moeten betalen. Rond het park werd de weg omzoomd met hoog gras met daarachter dicht bos, dus niet ideaal om wild te camperen. Toen we stopten om de chauffeur te wisselen bleek het bos een beetje verder van de weg in brand te staan. Een diep grommend geraas doorspekt met schel geknetter en een fel licht in het schemerdonker door de bomen. Er bleef niets anders over dan door te steken naar Lusaka, het werd te donker om nog iets te vinden.

Rijden in het donker in Afrika is geen pretje, het is hier echt zeer donker. De extra faren op de ‘bullbar' (die zware metalen bescherming aan de voorkant van de auto) zorgen er wel voor dat je net iets meer ziet dan alleen met je gewone faren. Maar het blijft moeilijk om de ‘potholes' op tijd te zien aankomen. Mensen lopen over de weg en je ziet ze amper, laat staan de dieren. Vooral op de momenten dat je wat uitwijkt voor een tegenliggende vrachtwagen, die weer weigert zijn faren te doven, leidt dat tot een gevaarlijke situatie, een keer begeleid met een kreet van een voetganger. De lichten die je hier en daar ziet komen niet van dorpen, maar van de ogenschijnlijk doelloze vuren die overal branden. Doodop van de concentratie halen we Lusaka toch zonder problemen. We zouden in principe niet door diep water rijden (geen ervaring mee) en ook niet in het donker. Twee regels gebroken met ons tripje naar het westen van Zambia.

De volgende dag in Lusaka, woensdag 10 juni, bellen we nog eens naar de AASA in Jo'burg om te horen hoe ver het staat met de carnet. Ze hebben het formulier van de bank nog steeds niet ontvangen, het is meer dan drie weken ondeweg. En de dame aan de andere kant van de lijn vertelt ons terloops doodleuk dat het niet eens mogelijk is om via een buitenlandse bank te werken. Dat is nieuw. Kleine paniek. Na drie weken wachten blijken we ineens nergens meer te staan in het carnet-verhaal. Hadden ze dat nu niet eerder kunnen zeggen. En hoe moeten we dát nu weer oplossen. We beginnen te rekenen. Als we het geld overschrijven naar Zuid-Afrika verliezen we twee keer aan de wisselkoersen en transactiekosten. En tijd natuurlijk. Een keer nu bij het omzetten naar rand, een keer als we het geld terug willen en het terug omzetten naar euro's. Het gaat om ongeveer 12000 euro, dus dat zouden wel eens een paar honderd euro kunnen maken. Misschien dat de waarde van de Zuid-Afrikaanse rand wel stijgt door het wereldkampioenschap voetbal volgend jaar. Misschien ook niet. We hebben in ieder geval geen zin om daar op te speculeren. Aan de telefoon zei de dame dat er in Jo'burg een contactpersoon van een of andere bank is die wel een link kan leggen met buitenlandse banken. Dus via hem zou het geregeld kunnen worden dat het geld in België blijft. We zoeken naar prijzen om een van ons twee over en weer naar Johannesburg te laten vliegen. Ook een paar honderd euro. We bellen terug naar de AASA met de vraag voor verdere contactgegevens van die persoon en wat verdere vragen over hoe we het moeten aanpakken. Nu krijgen we iemand anders aan de lijn die verbaasd zegt dat het tóch helemaal geen Zuid-Afrikaanse bank hoeft te zijn, dat het geld perfect in België kan blijven staan. "Al de buitenlanders doen het zo!" beweert ze. Al die stress voor niks. In de plaats contacteren we de bank in België om het formulier opnieuw op te laten stellen en DHL om het daar op te pikken en naar de AASA in Johannesburg te brengen. Het zou er maandag moeten zijn.

De bar zit 's avonds vol met mensen uit de buurt die hier naar de rugbymatch komen kijken. Houtskoolvuren in potten worden aangedragen om de zwermen muggen (‘horden' eerder, van zulke doortastende jagers) en de koude te verjagen. De Lions spelen tegen de Sharks. De Lions, een team van de beste rugbyspelers uit Engeland, Schotland, Wales en Ierland, doen om de vier jaar een tour naar of Nieuw-Zeeland of Australie of Zuid-Afrika. Ze komen dus om de twaalf jaar in Zuid-Afrika en aangezien rugby hier een grote sport is, is dat een groot evenement. De Sharks krijgen eervol kletsen. De Lions blijven voorlopig tijdens deze tour, die nog even duurt, onverslagen.

De volgende dag leren we Greg op de camping kennen. Een Botswaan die een bedrijfje heeft dat op prive lodges en game reserves aan wildbeheer gaat doen, via afschot of relocatie. Een kerel die bij wijze van spreken in het wild leeft. Op alles voorzien en een schat van kennis en tips. Hij helpt ons om een beetje aan de auto te prullen. De lekkende dieseltank ziet hij ook niet zitten. De tank moet er af, maar hij weet bij onze auto ook niet hoe het moet. We laten het voorlopig nog zo, het lekt niet veel, ongeveer twee liter per dag als de tank vol is. Als we stilstaan vangen we die op met een emmer en als het de moeite is gieten we die diesel terug in de tank. Hij helpt ons wel wat verder met de electriciteit onder andere voor de frigo. Die doet het zonder problemen op 220V maar als we hem aansluiten op de auto blijft hij niet draaien. Problematisch voor de koude pintjes 's avonds.

Op de camping/guesthouse komen 's avonds twee Zwitsers aan die de trip in de omgekeerde richting doen. De eerste mensen die we tegenkomen die de lange reis ook doen. Zij hebben er tot nu toe vijf maanden over gedaan en 26000km afgelegd. Wij zullen het iets sneller moeten doen. Een Noor die zijn bedrijfje een jaar heeft achtergelaten en met zijn gezin in Dar Es Salaam is gaan wonen vind onze verhalen fantastisch. Hij zou het ook willen doen, en onze auto eventueel overkopen. Maar hij gaat terug in juli en moet dan toch eerst een tijdje werken. De Zuid-Afrikaanse gerant van de camping ziet het wel zitten om, als hij zijn vrouw kan overtuigen, van Duitsland naar Kaapstad te rijden met Thor. De te hoog gegrepen voorwaarde geeft ons weinig hoop.

Vrijdag vertekken we riching Chipata, aan de grens met Malawi. Eens we de straat van de camping uitkomen en de grote weg oprijden weet Jenny ons te vertellen dat we pas binnen 536km moeten afslaan. Het is een mooie weg, kronkelend door heuvels. De omstandigheden voor de landbouw zijn hier duidelijk veel beter dan in het westen. Veel variatie aan groenten en fruit. Maisvelden die er veel minder schraal bijliggen, grotere akkers met katoen. De bossen zijn dichter en hoger. De mensen beter verzorgd. De lange gezellige rit, met een muziekje op de achtergrond, het zachte geschommel van de auto en de mooie beelden op de beeldschermen die de autovensters lijken te zijn doen mij wegdromen. Ik vraag me af wat er achter de gordijnen ligt die we voorbijrijden. Hoe en wat denken al die mensen? Waar geloven ze in? Welke goden aanbidden ze, welke geesten vrezen ze? Hoe zit hier het met de hekserij? Wat beschouwen ze als de beperking om hun leven te kunnen verbeteren? Wíllen ze het wel verbeteren, of zijn ze gelukkig met de situatie? Wat vinden ze lekker, en wat net niet? Hoe zitten de sociale contacten ineen? Wat is hun beeld van de wereld? En plots- en net dán, de ironie!- vindt Thor het nodig om mijn pseudo-existentiële bedenkingen te verstoren met een evenwichtsmanoeuvre.

Door een onoplettendheid en door de zeer lichte bocht net iets te wijd te nemen komen de linkerwielen naast de weg terecht. En net op deze plaats ligt de berm een dertigtal centimeter lager dan de weg. Sam stuurt iets te sterk bij en op de twee linkerwielen scheuren we naar rechts terug over de weg. Een fractie van een seconde, schel gepiep en een scherpe bijstuurbocht later staat Thor op zijn twee rechterwielen te wankelen. Sam zit onderaan en ziet de grond naast het deurraampje voorbijschieten. Ik hang in de bovenste zetel, hoog boven de grond, vast in de gordel en aan mijn arm door het open raam aan het ‘roofrack'. Op die momenten, waarop een mens enorm veel kan denken op een zo korte tijd, kijk ik nog naar de meters voor de auto. Geen bomen, geen mensen, relatief vlak, de klap zal wel meevallen. We zitten beide schrap om de nakende slag te incasseren. Wonder boven wonder begint Thor toch terug de juiste kant op te kantelen. Na nog een paar keer over en weer te kantelen, maar niet zo fel deze keren, geraken we gestopt. 2WD anders bekeken. We stappen uit, checken de wielen, kijken of alles nog vastzit op het roofrack en ontvangen het dorp. Een auto komt aangereden die het heeft zien gebeuren, en een vrachtwagen die de andere richting uitkwam stopt ook. Dan komt de paniek en de schock pas en het besef waar we aan zijn ontsnapt. De mensen zijn ook wat aangedaan en helpen ons wat te kalmeren. Ook zij vragen zich af hoe het is kunnen zijn dat we toch nog op de vier wielen terecht zijn gekomen. Iemand vraagt nog of we iemand probeerden raken, er stonden inderdaad wat mensen in de buurt. Er is gelukkig niemand geraakt, we kijken of Thor zichtbare schade heeft opgelopen, maar blijkbaar heeft hij de Eland-test goed doorstaan. De bagage is wat overhoop gehaald. We wisselen van chauffeur en rijden verder. Iets trager en alerter vanaf nu.

"'s Morgens weet ik vaak niet waar ik 's avonds slapen zal. Ik reis de hele wereld door, het zonlicht achterna,..." En wanneer tant Julia haar borsten op onze schouders legt, stopt ook de zon de wereld weer in onder haar veelkleurig lappendeken. Na haar afscheid, in het laatste schemerlicht, onder een lichte trance van de lange rit en de adrenalineshot een paar uur eerder, en met Pachelbell's canon op de achtergrond, rijden we Chipata binnen en lijken de grenzen van de realiteit te vertroebelen.

Zaterdag proberen we, op een pleintje in de stad, nogmaals de frigo toch met 12V aan de praat te krijgen. Soms doet hij het, soms niet. We rijden van Chipata naar Mfuwe, aan de grens van het South Luangwa NP. We besluiten dat de prijs voor het NP te hoog is en blijven aan de andere kant van de Luangwa-rivier, op een camping op de oever. De rivier vormt de natuurlijke grens met het park. Het houdt de dieren weliswaar niet tegen. De rivier zit vol luidruchtige nijlpaarden, hier en daar een krokodil. Bij zonsondergang zetten we ons met een paar britten, die hier in de buurt werken, met een pintje aan de kampvuurplaats. Met een prachtig uitzicht op de steile tegenoverliggende oever, met daarachter de ondergaande zon die het bos in het park in brand lijkt te zetten wachten we in stilte af tot de hippo's uit het water en deze lagere oever opkomen. Iemand oppert dat de sunsets in Afrika onevenaarbaar zijn, iedereen bromt instemmend.

Terwijl we staan te koken komt een nachtwaker ons waarschuwen dat er een nijlpaard in de buurt is. Even later komt hij op een tiental meter voorbijgelopen, dat nijlpaard. Met dat hij voorbij wandelt, hier en daar grazend, draaien we mee rond aan de andere kant van de betonnen constructie met wasbak, barbeque en tafel. Die zal ons waarschijnlijk niet beschermen, maar het geeft ons toch die extra seconde. Naar ze zeggen zijn niet de slangen, noch de leeuwen, maar de nijlpaarden de gevaarlijksten in Afrika. Snel, onvoorspelbaar en met gigantische voortanden. In de bar weten ze ons te vertellen dat ongeveer op dezelfde moment een olifant tussen de bar en het restaurant doorgelopen was. Een nachtwaker brengt de mensen van de bar naar hun tenten en chalets.

De volgende morgen, zondag, vertelt onze ‘buurvrouw' dat ze 's nacht wakker werd van een of ander geluid. Toen ze haar ogen open deed zag ze door het muggengaas vlak naast haar een enorme olifant staan die met zijn slurf de ritssluiting aan het besnuffelen was.

We verkennen de omgeving aan deze kant van de rivier. We rijden door prachtige bossen, langs poelen met kraanvogels, weiden met een of ander soort antilope (Puku's), aapjes hier en daar, een levendige rivier met vele en verschillende vogels. We geraken aan de praat met een paar mensen van een camping die we passeren. Een van hen is aan het studeren voor natuurgids en neemt ons een stukje mee, bij wijze van oefening. Hijneemt ons mee langs een ‘lagoon' naast de rivier, waar een nijlpaard staat te grazen. We komen daar dicht in de buurt, en als we vragen of het niet gevaarlijk wordt verzekert hij ons van niet. Ze vallen alleen aan als ze gewond zijn. Oh, deze lijkt een beetje te manken. Hij leidt ons toch verder. En opeens chargeert het nijlpaard. De ‘gids' zet het op een lopen, wij dus ook. Sletsen vliegen in het rond. Het was maar gewoon een waarschuwing dus het beest laat ons snel gaan en strompelt terug het water in.

Wanneer we terug op de camping komen lijkt die bezet door een groep kleine, ondeugende, speelse aapjes. Ze kruipen op onze auto, binnen door het open raam als we even onze rug draaien, spelen met onze afwas, bestuderen onze dingen, proberen ons afval te stelen, worden aangetrokken door elke plastiek zak. Een van hen gaat lopen met de spatel waar nog wat pannekoekendeeg aan hangt. Minder afwas! Een andere auto, van een Britse schrijver die van hieruit werkt, die beter gepositioneerd staat onder een boom, en met een minder hoekige vorm, is een ware speeltuin voor de beesjes. Ze laten zich glijden over de voorruit, maken van het dak een worstelarena, springen van de boom op de auto en omgekeerd. Twee van die geniepigaards bestuderen de tent die iemand op heeft gezet op een platform in een boom. Ze kruipen er op, laten er ze zich van af glijden, spelen met de koorden en prullen nieuwsgierig aan de ritssluiting. Het is leuk om ze te observeren.

Woensdag 17 juni 2009, cape McLear, zuidelijke oever van het Lake Malawi, Malawi.

Maandag zijn we richting Lilongwe vertrokken. En aangekomen zonder problemen. We wachten op de carnet. Maar ik vertel wel verder een andere keer. Dat wordt dan het Malawi-verhaal. Het wordt alweer een opdracht om dit alles op de site te krijgen, hopelijk met wat fotootjes. Terwijl we verder aan de carnet werken reizen we door het zuiden van het land. Als we die eenmaal in ons bezit hebben, duimen maar, trekken we naar het noorden, richting Tanzania.

Botswaanse dromen

Maandag 1 juni, Savuti camp site, Chobe NP, noord Botswana.

Donderdag zijn we goed vertrokken uit Windhoek, op weg naar de grens met Botswana. Het land van de ezels. Lange rit in een weer weinig gevarieerd landschap. Met pas enige verandering na de grens, vooral dankzij die ezels. 's Avonds in Ghanzi geslapen, een van de koudste nachten.

Donderdagochtend zijn we dan naar Maun getrokken, een van onze volgende doelen. In Ghanzi hebben we al direct drie lifters meegenomen. We waren eerst niet echt van plan om er drie mee te nemen, wegens nog steeds wat rommel op de achterbank. Maar waar wij denken dat er maar plaats is voor één maken die mannen er wel plaats van voor drie. Zeer gezellige mannen die ons veel hebben kunnen vertellen van het land. Een van hen werkte voor de overheid en zat bij de stroperijbestrijding. Een andere was een leraar en tatoeerder en had van vanalles van het land wel wat te vertellen.

Richting Maun werd het landschap al iets interessanter, meer bebost en meer dorpjes. En genoeg domme dieren langs de kant van de weg om alert te blijven. Geen groot wild helaas.

Wanneer we de eerste avond voor de camping gingen inchecken stond er iemand van uit de verte naar ons te wuiven. Charles, een kerel die we in de guesthouse in Kaapstad hadden leren kennen. Een Zuid-Afrikaan die gidst en overland-toeren doet. Schitterende vent. We hadden ons daar in Kaapstad goed mee geamuseerd en waren blij dat we hem terug tegenkwamen. 's Avonds hebben we met hem nog een pintje gedronken in de bar, van waar uit hij stond te vissen. Schitterend toch, uw lijn uitwerpen van uit een cafe, met een pintje in de hand. Met een stuk steak als aas nota bene. Nadat de bar gesloten was en met wat van ons aandringen heeft hij ons met zijn toeristentruck meegenomen naar een lodge wat verderop waar een feestje aan de gang was. 's Morgens hebben we hem niet meer gezien, maar hij zal nog wel ettelijke keren gevloekt hebben op die twee Belgen toen ie om vijf met een half houten kop moest opstaan.

Zaterdag hebben we wat uitgepluisd en rondgelopen in de stad. Onder andere de muziek in de auto in orde gebracht. De MP3-FM modulator die we in Kaapstad hadden gekocht bleek niet te werken met ons MP3-spelertje. Het waren tot nu toe stille lange ritten. Alleen in de buurt van steden is er soms wat radio-ontvangst. Maar een werkende modulator lost het allemaal op, we kunnen nu ons MP3 -spelertje aan dat ding hangen, die dat omzet in een radiosignaal, dat opgevangen wordt door onze radio. Belachelijk complex misschien, maar het werkt. Geen gerommel met CD's enzo, ik denk ook niet dat onze CD-speler werkt trouwens. Een van onze lifters had ons er wat mee op het goede spoor gezet.

Prijzen voor elk soort van verkenning van de Okavango delta bleken belachelijk hoog te liggen. Een vlucht was uiteindelijk in verhouding nog wel betaalbaar. Maar ook dat hebben we dan toch maar gelaten voor die prijs. In de plaats zijn we permits gaan kopen om een dag door de delta te rijden en daar te slapen op een camping van het park. Op ons eigen, zonder gids, zo bleef het een beetje betaalbaar. En dan door te steken naar Chobe NP. Een natuurpark dat ten noorden van de delta ligt en tot aan de grens met Zambia loopt.

Zondag zijn we dan (relatief) vroeg opgestaan en richting Moremi gereden, ook een natuurpark en een deel van de delta. Schitterend park met veel afwisseling tussen vlakten, poelen, beken en bossen, en met veel beestjes natuurlijk. Impala's gaan na een tijdje vervelen, maar olifanten blijven fantastisch, zelfs na de zoveelste keer. De elegante drietonners. En de andere dieren ook trouwens.

De kampplaats voor die nacht lag in een bosje dat over ging in een vlakte. In de omgeving ook weer veel dieren, waaronder de irritante opdringerige bavianen. De dieven! Maar nog voor we ons konden beginnen installeren kwam er een auto op ons af met een koppel (Zuli en Leni) met de vraag of we wat tijd konden vrijmaken om te komen helpen. Vrienden van hen, met een Toyota natuurlijk, zaten hopeloos vast. Niks aan te doen, hun trektouw was al gebroken. Maar met een Defender zou het waarschijnlijk wel lukken. Toen we daar na redelijk wat zoeken aankwamen zag het er inderdaad niet goed uit. Hij was met zijn auto door een moerassig stuk proberen rijden en had zich daar in de modder ingegraven. Er lag wel ongeveer een weg, maar die zat te diep in het water en de modder, dus was hij er wat rond proberen rijden. Keith en zijn vrouw, Jenny, moeten er plezier in gehad hebben om los te proberen geraken, ze waren helemaal doordrenkt met moerassap. Het leek wel of hij onder zijn auto door had proberen kruipen.

Zijn reservewiel onderaan de auto zat volledig onder in de modder. De auto zat op zijn achteras, ook diep in de modder. En de voorkant was al niet veel beter. Toch eens geprobeerd om hem er uit te trekken, maar dat had geen zin natuurlijk, hij zat te diep en dat reservewiel werkte als een anker. Met onze lange krik, zo een ‘high lift jack' zoals ze dat hier noemen, hebben we dan zijn achterkant omhoog gekrikt, zodat zijn achterwielen ruim uit de gaten waren. Met dan te trekken kantelde de krik en viel om, maar hij kwam dan net ver genoeg terug neer om uit het gat bevrijd te zijn. En van daar af was het geen probleem meer om hem verder te trekken totdat hij helemaal bevrijd was. Een weinig koosjer manoeuvre, maar dan toch net bij zonsondergang waren ze vrij.

Defender - Toyota, dikke 1-0!

Na het eten zijn we bij hen nog iets gaan drinken. Welja, iets. Het waren enorm gezellige mensen die goed van het leven wisten te genieten. Twee koppels met gepensioneerde mannen. 64 En 69 waren ze, en ze kwamen er nog goed voor. Als dank kregen we direct een paar flessen wijn. Ze waren zeer goed uitgerust, met koelboxen vol bier, ettelijke flessen goede wijn, cognac, whisky. Een zeer aangename avond met leuke gesprekken en waarvan het einde mij nu net ontglipt. Ik weet in ieder geval dat toen ik deze morgen wakker werd, alles nog voor mijn ogen draaide. Ik ben, letterlijk, tussen de bavianen, parelhoenen en impala's naar de vlakte gestrompeld- op zoek naar leeuwen enzo he. Die beesten moeten ook gedacht hebben: ‘Wie observeert er hier nu wie eigenlijk?' Keith had hetzelfde probleem als ik, zoals bleek toen ik hem tegenkwam aan de toiletten. ‘I'm still pissed.' ‘So am I.' ‘So you didn't hear the lions tonight? Me neither.' Laps, waren er eens leeuwen in de buurt, hebben we er nog niks van geweten. (Voor alle duidelijkheid: Toon heeft dit geschreven!)

Tussen de twee natuurparken door zijn we langs een verwarrende maar wel zeer mooie weg gereden. Jenny, onze GPS, heeft ons daar niet bijster mee kunnen helpen. We hadden al wel ondervonden dat ze zowieso niet van de slimsten is, maar dit was helemaal te hoog gegrepen. Mooi landschap met weer hier en daar een poel, rivieren, bossen en grasvlakten, en wat beestjes. Ook nog eens door het water moeten rijden, waar dan net een olifant stond te drinken en te spelen. Een beeld vanuit de dromen en films, fantastisch. De Côte d'or reclame, maar dan niet uit chocolade. Net een echte safari. Een mens wordt er lyrisch van.

We hadden wel al een hele tijd naar een doorwaadbare plek gezocht, en daar kwamen toevallig nog twee andere auto's aan. We hebben dan afgesproken om elkaar te helpen moesten er problemen ontstaan. Er was ook een Toyota bij ;) .

Maar om ons effe terug met de voeten op de grond te zetten: na een jerrycan in de naftbak te gieten, de vorige avond, zijn we de dieselbakdop er terug op vergeten zetten. Ik weet niet of, en hoeveel, er water in de tank is gelopen. We zullen het wel merken veronderstel ik. En de dieselfilters zullen wel redelijk wat opvangen he? Wij zijn goe bezig, ook al zegge ze van nie!

Chobe NP vandaag was een beetje minder. Er is nogal veel laag en dicht bos, dus niet veel te zien, buiten een moeilijk berijdbare mulle zandweg, nauw geflankeerd door bomen en struiken. Niet veel landschappen, niet veel beestjes.

Dinsdag 2 juni 2009, Nata, Magadikghadi zoutpannen, centraal Botswana.

Voor wie de moeite doet om op een kaart te kijken, we zijn inderdaad een beetje uit de richting gevallen. Deze morgen zijn we het Chobe NP uitgereden en richting grens met Zambia getrokken. Welja, die twee liggen toch zo goed als naast elkaar. We hebben er wat rond gevraagd en het zou toch mogelijk zijn om zonder carnet Zambia binnen te geraken. In plaats van de grens/Zambezi over te steken hebben we besloten nog een klein extra toertje te doen in Botswana. We gaan in Zambia dan misschien toch nog wat moeten wachten op de carnet.

Doel van de dag: de uitgestrekte zoutpannen in centraal Botswana. Een slechtere weg in die richting, tussen Kasane en Nata, met stukken vol diepe gaten. Sterk in tegenstelling tot de andere wegen in Botswana, die zijn over het algemeen zeer goed onderhouden. Nu dat onze muziek in de auto in orde is zijn de wegen wel iets minder lang. Ze worden zelfs aangenaam. De eindeloze einder tegemoed rijden op de goede stukken en cruisen met Jonny Cash uit de radio. Af en toe zeg ik vriendelijk gedag en hef ik mijn hoed voor de olifanten langs de weg. Hoe gaat het daar in België? Pissing you off?

Na de lange rit naar Nata hebben we nog lang moeten zoeken naar een camping. En uiteindelijk nog niet eens iets gevonden, we slapen vanavond aan de rand van een van de pannen. Ondergelopen weliswaar, dus het is een groot zoutmeer geworden. Voor wat we er voorlopig van hebben gezien. Een vogelparadijs, met flamingo's, pelikanen, en onmogelijk veel andere soorten watervogels. En een prachtige zonsondergang. Weer zo een droombeeld, die opstijgende flamingo's in het kleurrijke licht van de ondergaande zon, de pelikanen die hun schaduw in het water net niet raken wanneer ze net boven het oppervlak scheren.

Woensdag 3 juni, Magadikghadi zoutpannen.

We hebben hem Thor gedoopt! Bruut als een baksteen (en de vorm ervan), maar recht door zee. Onze auto heeft eindelijk een naam.

Op zoek naar een ATM om onze cashvoorraden te spijzen kwamen we in Sowa terecht, een dorpje iets ten zuiden van Nata. Met wat rondvragen kwamen we vonden we iemand die ons kon vertellen dat het meeste van de pannen wel droog is, maar niet droog genoeg om erover te rijden. Langs lange kleine wegen in uitgestrekte gele grasvlakten, met in het begin nog hier en daar een wildebeest, zijn we van daaruit naar de pan getrokken. En eigenlijk gewoon blijven rijden. De overgang tussen grasvlakte en zoutvlakte gaat geleidelijk. Dus opeens heb je om je heen regelmatig checkend of we niet te diep wegzakten door de korst. En opeens zaten we er midden op. Net als jullie daar waarschijnlijk verwachtte ik eigenlijk gewoon een witte vlakte te zien, jah, een zoutvlakte. Maar het is toch wel meer dan dat. Het is een hele ervaring. Op geen enkel punt hebben we niet ten minste een boom gezien. Soms heel ver weg wel, en heel klein. Maar als je dan de andere kant opkeek zag je niets meer. Niets! Geen horizon. Geen hoogteverschillen meer. Enkel een vlakke vuilwitte korst onder je voeten, die wat verder overgaat in een sneeuwwitte oneindigheid, en staalblauwe hemel pal boven je hoofd. Zeer beangstigend, zeker in het begin. We hebben er ruim een uur over gereden. Het klinkt contradictorisch misschien, maar je wordt zo krap omsloten door de nietsheid dat het claustrofobisch aanvoelt. Sam had er minder problemen mee, maar ik kan het misschien op de Lariam (antimalaria met soms psychotische bijwerkingen) steken. En laat staan dat je op zo een plaats een panne krijgt of te diep in de kleiige zoutkorst zakt, en vastrijdt. Het zou ons een dag wandelen gekost hebben in de schroeiende zon, niet goed wetend waar naartoe, om hulp te kunnen gaan halen.

Ik moet ook direct mijn woorden terug nemen over Jenny, ze heeft er ons fantastisch doorgeloodst. Ondanks de waarschuwingen dat een GPS, door de reflectie van de vlakte, onbetrouwbaar is. Misschien waren we ook wel ergens anders dan ze aangaf, maar toen we toch besloten om de oever terug op te rijden, op zoek naar een weg, varanderde er niets aan haar lokatie. Om de weg te bereiken zijn we weer door een uitgestrekte grasvlakte moeten rijden, en daarna door het bos. Eerst laag, met eerder struiken, en een occasionele geul. Al een heel gedoe. Verder al wat hoger zodat we tussen de accasiabomen door, over de struiken en het hoge gras, de heuvel op moesten manoeuvreren. De weg (die Jenny kende maar zoals ik al zei, ik neem mijn woorden terug over haar), bleek niet meer dan een spoor waar wel eens een auto passeerde. Vol stenen en putten en hoog gras, en nauwelijks beter dan het stuk vlak naast de ‘weg'. De takken van de bomen sloegen door de open ramen binnen. Hier en daar een boerderijtje, met hutjes en een kraal.

Jenny heeft ons 's avonds naar de Elephant Sand logde geloodst. Een camping naast een poel, waar de olifanten komen drinken en waar apen je vuilnis doorzoeken, waar de douchekop in een boom hangt en je kapstok een dode boom ernaast is. De olifanten dronken ook uit het zwembad dat bij het establissement hoorde, nog dichter bij. Als je van zo dicht de olifanten kan observen, met een pintje in de hand, met veel tijd en op slechts enkele tientallen meter afstand, vraag je je toch af hoe de natuur er in godsnaam bij komt om zulk een groot beest te laten evolueren dat met zijn néus alles doet, drinken, eten, douchen, dingen manipuleren, hout verkleinen voor ons kampvuur... OK, er zijn mensen die met hun tong in hun neus kunnen peuteren, maar omgekeerd?

's Nachts in slaap gevallen bij het trompetteren en het diep gegrom van de olifanten, die 's morgens bleken door de camping, vlak naast de auto, te zijn gewandeld.

Donderdag zijn we doorgereden naar de grens met Zambia. Een heel gedoe, in tegenstelling tot de andere grensovergangen. We zijn dan ook een soort douanezone van de Zuidelijk Afrikaanse landen uitgereden, vergelijkbaar met de vroegere Benelux of Shengen misschien? Het veerpont viel nog wel mee, dat ging zo snel dat ik hem bijna had gemist. Ik ben er nog net op kunnen springen nadat Sam Thor er al op gereden had. Maar de papperassen erna... Van carbontax (als ze er echt iets mee doen kan ik er volledig mee leven), road tax (ik vroeg hem nog, nadat hij mij 65 USD had aangerekend, dat de wegen hier dan toch zeer goed moeten zijn), tot een of andere tax die wordt geheven omdat je door een stamhoofd zijn gebied moet rijden, een verzekering, die we al hadden vanuit Zuid-Afrika maar het moet een specifiek Zambiaanse zijn (blijkbaar ben je er nog niet eens iets mee als het er op aan komt), ‘temporary import form' voor Thor, visa's (natuurlijk wel). Sommige dingen zijn onderhandelbaar (wisselkoers, prijs van de verzekering), maar je wordt zowieso in de luren gelegd. De hele overgang heeft ons een 235 euro moeten kosten. Het positieve was, dat we zonder Carnet de Passage in Zambia geraakt zijn.

Die we dus nog niet hebben. Het papier dat de waarborg moet verzekeren is nog onderweg tussen Leuven en Jo'burg. Reeds meer dan twee weken. De carnet zelf ligt klaar, maar ze hebben dat papier nodig om hem ons op te kunnen sturen. En dat zou met DHL dan weer relatief vlot moeten gaan. Pas vanaf Tanzania zullen we dat document echt nodig hebben, duimen maar dat het op tijd lukt.

Vandaag, vrijdag 5 juni, zijn we in Livingstone. Een luie dag. We zijn nog eens langs een garage gereden, de dieseltank van Thor is een beetje droevig, hij weent. Maar daar kon de garagist niks aan doen. Op zich blijkbaar geen groot probleem, en oplosbaar met een stuk Sunlight zeep (als het lukt vertel ik wel meer). We steken het op onze westerse vrouwen en de emancipatie: Sam en ik kunnen koken en wassen, zelfs als het wat moeilijker gaat, maar wat weten nieuwe mannen als wij nu nog van auto's en mechanica af? We zijn al blij dat we weten dat we met een Land Rover rondrijden en als ze ons vragen 'Model?' moeten ze extra uitleg geven of mee komen kijken naar Thor.

Ik moet misschien toch maar wat temperen met het lachen met Toyota's. Aan de andere kant, what's the fun of door Afrika rijden en (misschien?) minder problemen met de auto hebben J

Volgende stappen zijn de majestueuze Victoria Falls bezoeken en dan naar het noorden van Zambia trekken. Daarna richting Lilongwe, Malawi. Tot ergens ‘along the way'.

Sam en Toon

Welkom op mijn Reislog!

Hallo en welkom op mijn reislog!

Dé plaats om op de hoogte te blijven van alle avonturen en ervaringen tijdens deze reis. Vanaf nu zul je hier dan ook regelmatig nieuwe verhalen en foto's vinden, en via de kaart weet je altijd precies waar ik me bevind en waar ik ben geweest! Meer informatie over mijzelf en de reis die ik ga maken vind je in het profiel.

Wil je automatisch een mailtje ontvangen wanneer er een nieuw verhaal of een nieuwe fotoserie op deze site staat? Meld je dan aan voor mijn mailinglijst door je e-mail adres achter te laten in de rechter kolom.

Ik zie je graag terug op mijn reislog en laat gerust af en toe eens een berichtje achter!

Leuk dat je met me meereist!

Groetjes,

Toon

Het verhaal van de drie bodemloze vaten.

Dinsdag 25 mei '09.

Eindelijk lukt het ons om eens iets te schrijven. Het verhaal kan beginnen. Ik zal even terug gaan in de tijd. Het is al een tijdje geleden begonnen.

Er waren eens twee zatte voren in een kafeetje ver van hier, maar dicht bij jullie, laat in de nacht. Ze waren wat aan het zeveren en tegen elkaar aan het lameren, toen er een van de twee zei dat ie wel eens Afrika zou willen doorkruisen. 'Aha,' zei de andere, 'daar heb ik ook ooit over zitten denken.' Er werd nog wat doorgeboomd en gedroomd en na wat overleg op nuchterdere momenten zagen ze het allebei nog zitten om samen dit illustere plan ten uitvoer te brengen. Het plan bestond erin naar Kaapstad te vliegen, daar een auto te kopen en ermee terug naar huis te rijden. Tot de dag van vertrek werd het plan amper verder uitgewerkt. Veel ruimte voor avontuur!

16 Dagen. 16 dagen hebben we in Kaapstad gezeten. 16 Dagen van voorbereiding, pintjes drinken, vanalles uitzoeken, inkopen doen, auto's gaan bekijken, rondrijden, pintjes drinken, nog meer uitpluizen, auto kopen, auto registreren, geld transfereren, pintjes drinken, carnet regelen, verzekering regelen, nog inkopen doen (wat een mens toch zo allemaal nodig kan hebben)...

We hebben er de meest fantastische mensen ontmoet. Ben, een Engelsman. En zonder twijfel, zijn voeten bewijzen het, de broer van Sam de Hobbit, immer goed gezind en met een overtuigende lach. Shane 'I am wasted, but I'm Irish. Can I please smash your window?', slechts verstaanbaar als de drank het tempo van zijn spreken een beetje intoomde. Kim en Leo, de twee Nederlanders die net terug kwamen van een zes maand lange rondrit door zuidelijk Afrika en die ons enorm hebben voortgeholpen, met een schat aan informatie en materiaal. De mensen die mogelijks een auto te koop hadden staan voor ons bleken stuk voor stuk enthoesiastelingen, vol van jaloezie op ons project en vol van nuttige praktische tips en contacten.

Op de eerste zaterdagavond zijn we naar de Stormers, de Kaapstadse rugbyclub, tegen de Western Force, een ploeg uit Australië, gaan kijken. Het plan om over het veld te streaken hebben we maar laten varen, gezien de dertig beren op het veld. En we besloten dat het hooguit een mooie reclamespot zou zijn, met een pot vaseline in de hand. Een zeer spannende match, die nipt gewonnen werd door de Stormers.

Na redelijk wat auto-zoeken hebben we dan toch gekozen voor een Land Rover Defender 110 2,5 TDI uit 1996. (En toen waren ze met drie.) Een schitterend ding. Hoewel hier en daar wat roestig, en af en toe valt er wel iets af, heeft ie toch een goede motor, en het geheel is degelijk. De beste keuze voor de job. Niet bijster comfortabel weliswaar, maar ja, die dingen zijn gemaakt om te blijven gaan, niet om goed te zitten. En het enorme voordeel is dat die zeer eenvoudig ineen zit, en dus ook voor complete motorleken als wij nog enigszins begrijpbaar en besleutelbaar is. En, belangrijker, door iedereen met wel enig verstand van die dingen terug aan de praat te krijgen is.

Zondag zijn we met Nico, degene die ons de auto verkocht heeft, op een 4x4 pistetje gaan rondrijden. Beetje spelen en testen. Het was geruststellend te zien wat zo een autootje kan. Diep in het water en zeer steile stukken, mul zand, allemaal geen probleem mee. Dat was ongeladen. We zullen nog moeten zien wat dat allemaal geeft met onze spullen er in. We hebben er een daktent op gezet en een frigo in gestoken. Je moet goed kunnen slapen en toch een fris pintje kunnen drinken na een lange rit. Ook nog een extra reserveband en velg gekocht, maar die moeten we nog op elkaar zien te krijgen. Jerrycans op het dak, gasflessen achteraan gemonteerd, een afdakje langs de zijkant, tegen de regen en de zon... We lijken te zijn voorzien om de wereld rond te kunnen trekken.

Woensdag 20 mei zijn we er dan eindelijk aan begonnen. Slechts twee dagen na de oorspronkelijke planning. Na nog een snelle zoektocht naar een Zuid-Afrikaans en Belgisch vlagje en wat wisselstukken voor onze auto waren we dan eindelijk toch die stad uit. Fantastische stad, Kaapstad, maar het moet nu ook weer niet te lang duren. Zeker niet als je daar met zijn tweëen gebrand zit om te vertrekken en niet eens al te veel tijd vind om te toeristen.

's Avonds zijn we tot in Citrusdal geraakt, donderdagavond tot in Noordoewer, net over de grens met Namibië. Dat zal waarschijnlijk een van de vlotste grensovergangen zijn die we op de hele trip zullen tegenkomen. Zelfs de tax refund hebben we zonder probleem en zonder vragen kunnen verkrijgen. Vrijdagavond hebben we Maltahohe bereikt. Die naam klinkt inderdaad Duits, Namibië is een vroegere Duitse kolonie geweest. We hebben hier bij een Duitse op een boerderij gekampeerd, samen met Kevin, een Zuid-Afrikaan op rondreis. Don't mention the war, en vooral niet kamperen na zonsondergang ;) . Deze dagen was het vooral lang in de auto zitten, enorme afstanden, langs saaie lange rechte wegen, met zelden veel variatie in het landschap.

Vanuit Maltahohe zijn we langs grindwegen tot Sesriem gereden. Een lange rit langs rechte wegen. Tot er opeens een slag was, en de auto volledig onbestuurbaar schuin de weg over ging. Ik heb hem gewoon laten gaan, iedereen zegt van zeker nooit te remmen voor een obstakel maar de slag te incasseren, en we zijn uiteindelijk in de kant terechtgekomen. Welja, kant, in de eindeloze savanne eigenlijk. Ik dacht dat we een klapband hadden gehad, misschien door al dat getril of die scherpe stenen. Maar aan de wielen was niets te zien, de assen leken in orde, de stuurstangen leken OK, zelfs de helft het vogeltje dat de dag ervoor kennis had gemaakt met de bescherming van die stuurstangen hing er nog intact aan. Niets aan de hand dus, we hebben gewoon kennis gemaakt met het fenomeen 'drift'. Grindwegen, gebrek aan ervaring daarmee en achterwielaandrijvng zijn geen goede combinatie, heb ik mogen ondervinden. Het is wel een goede les geweest!

We zijn dan even later toch heelhuids in Sesriem aangekomen om daar de wereldbekende rode duinen te bezoeken. Buitengewoon fantastsich. Gigantische duinen, waarop de enkele groene bomen in de omtrek en de blauwe lucht sterk afsteken. Hier en daar een gemsbok, springbokjes en wat struisvogels. Het laatste stukje konden we weer wat spelen met de 4x4 in het zand. Een omgeving die zich moeilijk laat beschrijven, die je gewoon moet zien. En we hebben dan nog niet eens het kleurenspektakel van de zonsondergang gezien.

Zondag dan doorgereden naar Windhoek, de hoofdstad van Namibië, 2500 km op de teller en tijd voor een onderhoud voor onze nog steeds naamloze witte def. Het enige dat we ondertussen van hem weten is dat hij van ons driëen ruimschoots de grootste drinkebroer is, met een 14-tal liter per 100km. We doen ons best maar komen nog niet eens dicht in de buurt. Niet dat er veel aan de auto moet veranderd worden, maar wij blijven nog steeds de grootste losers op gebied van automechanica. Dat het ons nog niet eens gelukt is het achterlicht te maken bewijst dit. Het is dus geen slecht idee van er eens iemand naar te laten kijken en hem eens een beurt te geven. En ondertussen hebben we nog wat tijd om onze Carnet de Passage verder te regelen.

Dinsdag 26 mei 2009.

Gisteren was een feestdag, wat voor ons betekende dat we er een zeer rustig dagje van gemaakt hebben. Er was amper iets open, dus we werden gedwongen. Vandaag zaten we de hele dag in de garage, waar we onze kameraad hebben achtergelaten. Er scheelde toch wel iets meer aan dan we dachten, dus hij geraakte vandaag niet klaar. De eindeloos vloekende mechanieker en zijn zo mogelijks nog meer vuilbekkende zoon hebben ons hier aan de hostal afgezet. Voor de meeste filters was het zo wat tijd om ze te vervangen. De koelvloeistof bleek zeer vuil, dus ook die moet ververst worden en de radiator moet eens goed gespoeld worden. Maar vooral, de kogellagers (of hoe heten die dingen in het Nederlands?) en een van de achterste aandrijfassen (idem?) bleken totaal versleten en worden vervangen. We hebben ook nog een aantal wisselstukken extra mee, we zijn nu goed voorzien. En we hebben vooral veel geleerd. Niet dat we ondertussen verstand hebben van motoren en auto's, nog steeds zelfs geen beetje, maar we weten nu wel hoe een wiel ineen zit, waar de carterdop zit, welke filters je hoe moet vervangen en kennen grosso modo de grootste en belangrijkste delen van het beesje. Een aantal dingen kunnen we nu zelfs eventueel zelf oplossen.

Morgen zou ie in orde moeten zijn. Wat ons een extra dag geeft in de spookstad die Windhoek is om toch nog wat extra prullaria in te slaan. Zonnebril bijvoorbeeld, en eventueel nog een dikke pull. Het is hier fantastisch weer in de winter: zonnige, warme dagen en frisse tot koude nachten. Dat slaapt heerlijk in onze daktent. En dan zouden we ongeveer volledig uitgerust moeten zijn om weer een heel stuk voort te kunnen.

De volgende etappe van onze route leidt ons naar Maun. Een stadje aan de Okavango delta, Botswana. Vandaar rijden we door naar Livingstone, aan de Victoria Falls, Zambia. Tot daar ergens veronderstel ik.